|
Mevrouw mr.A.Verstand
Staatssecretaris voor Arheid, Zorg en Emancipatie Den Haag
20 september 1998
Geachte mevrouw Verstand,
Als u de kaderwet Arbeid en Zorg gaat ontwikkelen, wilt u daarin dan o.a. ook een zorgrecht voor vaders en met name voor gescheiden vaders opnemen. Op het ogenblik is het zo dat de zorg over de kinderen na (echtscheiding door de rechter wordt toegewezen aan de hand van het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. En in de visie van de Raad staat "het belang van het kind" praktisch gesproken gelijk aan verzorging door de moeder. De Raad vindt dit geen discriminatie .vant zij vindt van zichzelf dat zij (ik. citeer) "niet valt onder de werking van de wet gelijke behandeling.
Dit voorrangsrecht van de moeder geldt in het algemeen ook wanneer de vader in he huwelijk het meest voor de kinderen had gezorgd. Het geldt ook wanneer de moeder niet gezorgd had en van zichzelf uit ook weinig zorggevoel heef?. Moeder "leert dan zorgen" terwijl de kinderen ondertussen naar een tehuis gaan totdat moeder bijgeschoold is. Vader, die tijdens het huwelijk had, mag niet meer zorgen. Zie bijgaande beschrijving van een van deze zaken (Vrij Nederland van 19 oktober 1996). Vele gevallen van vaders die wel willen maar niet mogen zorgen., worden verzameld door dr.V.Duindam van de RU Utrecht.
Het doet wrang aan dat u volgens een interview in de Betuwe (15 september 1998) alleen denkt aan een "mentaliteitsverandering bii mannen". Want er is ook een 11 mentaliteitsverandering bij vrouwen nodig: niet alleen de eigen overbelasting te zien maar ook de reden daarvan: dat men meer rechten heeft. U omschrijft deze vrouwen als de "sandwich-generatie: naast werk ook zorg. Voor mannen als ik - die gezorgd en toch alles verloren hebben - komt zo'n sandwich over als een luxe-probleem: men mag zorgen en carrière maken. Als dat "sandwich" heet, dan kan gezegd worden dat veel zorgende vaders na de scheiding alleen nog "droog brood" over hebben.
Hoogachtend,
R.van Altena Oosterhout Gld.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon 070 - 333 44 44 Telefax 070 - 333 40 33 J. M. G. Lemmen
De heer R. van Altena
Uw brief d.d. 20 september 1998
Kaderwet Arbeid en zorg
Geachte heer Van Altena,
In uw brief van 20 september vraagt u mij, om in de Kaderwet Arbeid en zorg ook een zorgrecht voor vaders en met name voor gescheiden vaders op te nemen. Over uw voorstel wil ik het volgende opmerken. Bedoelde Kaderwet beoogt een wettelijk kader te scheppen voor bestaande en nog te ontwikkelen regelingen die tot doel hebben een betere onderlinge afstemming van arbeids- en zorgtaken mogelijk te maken. Een wijziging van het zorgrecht, zoals in artikel 247 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek geregeld - daarop komt uw voorstel in wezen neer - valt buiten de problematiek die door de Kaderwet Arbeid en zorg bestreken wordt. Zo al een wijziging van het zorgrecht gewenst zou zijn, dan zou dit in het kader van een aanpassing van genoemd artikel en de daarmee samenhangende bepalingen uit titel 14 - het gezag over minder arige kinderen - van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek plaats moeten vinden.
Hoewel de aanpassing van het personen- en familierecht primair niet op mijn terrein ligt, wil ik over de inhoudelijke kant van uw voorstel het volgende opmerken. Het gaat hier om een uiterst complexe en gevoelige problematiek waarbij aan de belangen van moeders, vaders èn kinderen recht moet worden gedaan, maar waarbij vooral de bescherming van het kind voorop dient te staan. Er kunnen zich situaties voordoen waarbij het" met het oog op de bescherming van het kind, niet verantwoord is om de zorg voor het kind aan een van de ouders toe te vertrouwen.
In uw brief verwijst u naar uitspraken die ik in een interview in de Betuwe van
15 september 1998 heb gedaan over de door mij noodzakelijk geachte mentaliteits- verandering bij mannen. Ik hecht
eraan te stellen dat deze uitspraak moet worden bezien tegen de achtergrond van de thans bestaande verdeling van
zorgtaken over mannen en vrouwen en opvattingen dienaangaande, zoals die uit diverse onderzoeken blijken. Dit
neemt echter niet weg dat de verdeling van zorgtaken over mannen en vrouwen in individuele gevallen - gelukkig -
wel goed geregeld kan zijn.
In bovenstaande opmerkingen naar aanleiding van uw voorstel om in de Kaderwet Arbeid en zorg een zorgrecht op
te nemen heb ik mij beperkt tot de algemene regeling van een en ander. Desalniettemin realiseer ik mij dat zich
situaties kunnen voordoen waarin de uitvoering van de bestaande wettelijke regelingen voor een van de partijen
onbevredigend zal zijn en aanleiding kan zijn voor veel verdriet. Mocht daar in uw geval sprake van zijn dan wens ik
u veel sterkte toe.
Hoogachtend,
de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 1
(mw. mr. A.E. Verstand-Bogaert)
Mevrouw mr. A.Verstand
Staatssecretaris voor Arbeid, Zorg en Emancipatie Den Haag
AY/Rv/98,@24699
2 december 1998
Geachte mevrouw Verstand,
Uw brief van 5 oktober, in antwoord op de mijne van 20 september, ontvangen. U hecht eraan te stellen dat uw uitspraak over een door u noodzakelijk geachte mentaliteitsverandering bij mannen (interview De Betuwe van 15 sept. 1998) moet worden bezien tegen de achtergrond van de thans bestaande verdeling van zorgtaken over mannen en vrouwen...zoals die uit diverse onderzoeken blijkt." Uit onderzoeken blijkt inderdaad dat de zorgtaken in het gezin vooral door de vrouw worden verricht. Er blijkt ook uit dat zeer veel vrouwen die zorgtaken zelf in handen willen houden (zie b.v het recente 'Vaders', speciale uitgave van Kind en Adolescent, 19 (1), P50 'blz-, Bohn c.s., 1998 waarvan fotocopie is bijgesloten),
Mentaliteitsverandering zou dus van mannen en vrouwen allebei moeten komen. En het meest moet zij komen van de kant van rechtspraak en kinderbescherming die de zorgtaken na scheiding uit sociale gewoonte nog vrijwel uitsluitend bij de moeders leggen. Het fractielid Vrisekoop (D66) heeft daar het vorig jaar in de eerste kamer nog op gewezen.
Als nl in het kader van uw opdracht, geen zorgrecht meent te kunnen bepleiten, dan zou het toch in ieder geval helpen om als bewindsvrouw - die niet aarzelt mannen in het openbaar tot mentaliteitsverandering te vermanen ~ ook in het openbaar de uitspraak te doen dat mannen en met name zij die van de gewenste mentaliteit 'blijk geven, hun zorgtaken dan ook na scheiding moeten kunnen blijven vervullen. Dat kunt u zonder politiek risico zeggen en het zou mannen het gevoel geven dat de gewenst mentaliteitsverandering ook voor henzelf goed kan zijn,
Hoogachtend.
R. van Altena
De heer R. van Altena
Uw brief
d.d. 2 december 1998
Onderwerp
Kaderwet Arbeid en Zorg
AVIRV/98139665
Datum 13 JAN.1999
Postbus 90801
2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon 070 - 333 44 44 Telefax 070 - 333 4004
Doorkiesnunnmer
070-333 5391
Contactpersoon
J.M.G. Lemmen
Geachte heer van Altena,
In uw brief van 2 december 1998 vraagt u mij, in reactie op mijn brief van 5 oktober 1998, in het openbaar de uitspraak te doen dat mannen hun zorgtaken ook na scheiding moeten kunnen blijven vervullen.
Zoals ik in mijn brief van 5 oktober al heb gezegd is de regeling van de verantwoordelijk- heden tussen gescheiden ouders ten opzichte van de kinderen een bijzonder complexe en gevoelige materie. Algemene uitspraken over een recht voor mannen om na de scheiding zorgtaken te kunnen blijven vervullen zijn dan ook bezwaarlijk te doen.
In mijn opvatting is emancipatie gelijk aan een meer gelijke verdeling van macht, arbeid, inkomen en zorg over mannen en vrouwen. Het overheidsbeleid is erop gericht de voorwaarden te scheppen voor een betere verdeling onder meer door een bevordering van het zogenaamde combinatiemodel waarbij de anderhalve baan, die binnen het zogenaamde kostwinnersmodel langzamerhand de standaard is geworden, wordt omgevormd in twee maal driekwart baan. Ook als de zorg voor kinderen niet met een partner gedeeld kan worden, in het geval van alleenstaande ouders, biedt dit denkmodel een beter vertrekpunt voor het beleid dan het kostwinnersdenken. Dit schept ruimte voor personen - ook voor gescheiden ouders - die bij de opvoeding van een kind zijn betrokken om de zorgtaken beter te verdelen. Of deze mogelijkheden worden benut hangt in het concrete geval af van de bereidheid van voormalige partners om deze, zorgtaken te delen. Er kunnen zich immers situaties voordoen waarin de rechter met het oog op het belang van het kind de zorg voor het kind bij een van de ouders legt.
Mijn opvattingen over de verdeling van arbeid en zorg heb ik recentelijk nog eens kenbaar gemaakt in een artikel in De
Volkskrant van 2 januari 1999 waarvan ik u hierbij een afschrift toezend.
Hoogachtend,
de Staatssecretaris van Sociale Zaken enWerkgelegenheid
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Den Haag betreft: uw brief van 13 januari
AV/RV/98/39665
24 januari 1999
Geachte mevrouw Verstand, U schrijft mij OP 13 januari dat de verantwoordelijkheden tussen
gescheiden ouders t.o.v. hun kinderen een bijzonder complexe en gevoelige materie zijn en dat
u daarom geen uitspraken wilt doen over een recht op het blijven vervullen van zorg door
mannen die de zorg (en ik voeg daaraan toe: bv in een combinatiemodel) v6ór de scheiding
verstrekt hebben.
De rechtspraak behandelt deze materie echter helemaal niet als complex maar geeft sterk
eensluidende vonnissen: een aantal rechtbanken gebruikt zelfs formulieren waarop al staat
voorgedrukt dat de zorg naar de moeder gaat. En ook waar die formulieren niet of sinds kort
niet meer in zwang zijn, maakt dat nauwelijks verschil. Ook moeders die zonder de kinderen
weglopen en de kinderen geruime tijd aan de vaders hadden overgelaten, kunnen later de
kinderen opnieuw en meestal met succes opvragen. De vuistregel is dat de vader (ook de vader
die gezorgd had) geen zorg krijgt als de moeder dat niet wil. Dat heeft niets te maken met de
relatief uitzonderlijke gevallen van bewezen misdragingen, al zijn die wel gemakkelijk om zich
achter te verschuilen.
Klaarblijkelijk streeft u naar het combinatiemodel tijdens het huwelijk en handhaving van het
bestaande model (voorrang voor de moeder) na scheiding. Dat heeft voor mannen niets
aantrekkelijks. Het is ook een voorbeeld van selectieve emancipatie. Dat is altijd een trek van
het feminisme geweest maar het levert geen evenwichtig en overtuigend beleid op. Ik betreur
dat. En mijns inziens laat u hier ook een kans liggen om het draagvlak voor het
combinatiemodel te vergroten,
Hoogachtend
R. van Altena
colofon-
tips & citaat-
mail-
links
Last Updated http://vaderseenzorg.nl/verstand.html : zie ook de andere pagina's |