Bij mijn (tijdelijke ) afscheid als voorzitter VKC (februari 2001)


Ik ben destijds met het VKC gestart om onder andere een brug te slaan tussen enerzijds de vaderbeweging (gedefinieerd als vaders die zich actief met hun vaderschap bezig houden) zijnde in de praktijk vaders die van het contact met hun kinderen verstoten zijn) en diegenen die zich bezig houden met de politiek correcte discussie over zorgend vaderschap zoals die in de praktijk door de politiek ( DCE) een aantal wetenschappers en beroepskrachten in de zorg wordt gedragen. Het was mijn oprechte zorg dat veel vaders geen gelegenheid krijgen om een emotionele band met hun kinderen te ontwikkelen en al helemaal geen zorgrelatie. Het VKC zou door een gedifferentieerd aanbod een handreiking moeten bieden.


Lange discussies moesten worden getrotseerd maar met enige moeite kwamen we stapje voor stapje langzaam verder. Elke keer viel het me weer op dat de geluiden van mannen zelf die nog het lef hebben iets van zich te laten horen hierover slechts met moeite gehoord werd. Absurde situaties in het veld leidden niet bepaald tot de golven van verontwaardiging die je op grond van de feiten zou mogen verwachten. En dit vond ik elke keer pijnlijk, vooral omdat ik het zelf allemaal heb meegemaakt en nog meemaak. Hoe juist zorgende vaders het leven zuur wordt gemaakt. Schandalige discriminatie waar Nederland van op zijn kop zou staan als het een moeder zou gebeuren maar die op deze en vergelijkbare plekken wordt begraven in een wollige muur van zogenaamd begrijpende weerzin om het onder ogen te zien gecamoufleerd met opmerkingen over de valstrikken van het slachtofferschap. Deze weerzin om gemeenschappelijk leed onder ogen te zien is echter zelf een van de valstrikken.


Ik heb jaren geduld opgebracht, elke keer weer de politiek correcte weerzin aanhorend. Ondertussen voortdurend zelf de repressie aan lijf en ziel ondervindend. Daarover niet teveel klagend want ik vind ook dat je de handen moet laten wapperen en er vooral iets aan moet doen. Maar de laatste tijd wordt het me wel een beetje veel. De onpersoonlijke en niet-persoonsgebonden repressie van de staat richt zich elke keer weer op mij als speerpunt en binnen eigen kringen moet ik me elke keer weer verdedigen als ik slechts de naakte feiten aan de oppervlakte wil brengen.


Het verbaast me elke keer weer hoe sterk mannen die zelf de druk persoonlijk ervaren hun ervaringen liever wegdrukken uit machteloosheid. Machteloosheid die natuurlijk grond in hun zelf heeft maar die toch, ervaar ik als iemand die dit mechanisme niet accepteerde, ook sterk een grondslag vind in de tegenwerking in de mannencultuur, de instituten die zich ermee bezig houden (vanuit zg gender of vrouwen blikpunt). Pas sprak ik met een hoge pief van een erg grote politieke partij die mij, het verbaasde mij niets, vertelde dat veel mannen in de fractie ook met problemen met hun , al dan niet gescheiden, vaderschap worstelen, maar daar absoluut niet mee naar buiten willen komen. In plaats van mannen de stem te geven die ze nodig hebben wordt er met allerlei psychologische spelletjes geprobeerd onze seksegenoten schuld en boete aan te praten of zielig slachtofferschap. Solidair zijn dat doe je voor meer loon. En verder moet je niet zeuren.


Ik heb de laatste weken ook weer sterk de behoefte gevoeld om me maar helemaal terug te trekken en dezelfde oogkleppen op te zetten als veel van die mannen om me heen.

Gelukkig komt het ook wel eens voor dat gewone mannen op straat me ineens een schouderklopje geven, vrouwen ook wel. En soms zie ik gelukkig dat jeugd mijn zorgen deelt.

Daarom zal ik ook niet helemaal definitief stoppen met de activiteiten die ik uitvoerde. Ik zal dit jaar veel gaan schrijven en ik hoop en verwacht dat ik daar waar nodig steun voor krijg van jullie. Vooral voor het publiceren. Want dat is mannen een eigen geluid laten voortbrengen.


Joep