Het gaat om het boek
Een meisje uit miljoenen, geschreven door Frits van der Wens samen
met de journalist Joost van Kleef en verschenen in september 2013.
“Ik heb gevochten
voor mijn recht én dat van Lotte…Dat verhaal wil ik
vertellen…Helpt het mij niet dan helpt het misschien een ander”. ‘Lotte’ is zijn
dochter die hij sinds haar 6de jaar, nu elf jaar geleden, niet meer
gesproken heeft. Op haar 12de was er nog een korte
ontmoeting, alleen voor de mededeling dat zij hem niet wilde zien:
“Ik ben boos op je omdat mama steeds naar de rechtbank moet door
jou. Ik wil je niet meer zien”. Als het verhaal begint
is van der Wens beveiliger bij een steenrijke fabrikantenfamilie en
louter beroepshalve maakt hij ook kennis met de 26-jarige dochter des
huizes. Tot zijn verbazing wordt die op hem verliefd en niet lang
daarna wil zij ook nog met hem trouwen. Geld speelt geen rol bij de
bruiloft en ook niet voor de glorieuze villa die het jonge stel
betrekt. De echtgenoot kan zijn baan opzeggen en na een goed jaar
wordt het kindje Lotte geboren. Het sprookje duurt 2 1/2 jaar dan
wil Sophie weer scheiden, zij is nu verliefd op een ander. Men
schrijft 1998.
“Sophie wilde
trouwen, Sophie wilde scheiden. Wat Sophie in haar hoofd heeft
gebeurt. En wat zij niet in haar hoofd heeft, gebeurt niet.”
Mismoedig verlaat de
schrijver uit zichzelf de echtelijke villa. Kort daarop komt een
juridisch raadsman van de familie hem opzoeken om de echtscheiding in
der minne te regelen. Er wordt gewapperd met groot geld maar dan moet
hij wel elk contact met het dochtertje prijsgeven. Daar piekert hij
niet over en dan beginnen de 12 jaar durende rechtsgangen. Vooral de journalist en
medeschrijver Joost van Kleef legt in zijn inleiding een sterk
verband tussen de bulkende rijkdom van de familie (‘nieuw geld’)
en hun batterij dure strafrechtadvocaten die het omgangsrecht zullen
gaan verpesten. Dat zal in deze zaak sterk gespeeld hebben maar geldt
m.i. niet voor het probleem in het algemeen. Want ook een arme
bijstandmoeder kan het met uitgekookte slachtofferkomedie ver
brengen. De ruim twintig autobiografische vaderboeken en de vele
honderden biografische vaderverhalen in de media die wij nu kennen,
komen uit alle rangen en standen.
Het boek geeft verder
een goede, heel gedetailleerde beschrijving van de dolgedraaide
rechtsgang. Bij de rechtbank Maastricht krijgt Vader omgangsrecht,
moeder saboteert dat. Kinderbescherming gaat onderzoek doen maar
tijdens dat onderzoek, dat een jaar duurt, mag vader zijn kind alvast
niet zien. Dan luidt het advies dat er in de ‘observatiekamer’
gaat worden onderzocht hoe dochter op vader reageert. Door een
eenzijdig doorzichtige spiegel mag een heel kwintet, bestaande uit
moeder, haar nieuwe partner, een psychoanalyticus, een
gedragsdeskundige en een raadsonderzoeker meekijken. Ook krijgt vader
tevoren allerlei instructies hoe hij zich wel en niet mag/moet
gedragen. Na een paar sessies volgt een observatierapport waarin o.a.
: “Vader bewandelt tegen de wind in alle mogelijke gerechtelijke
wegen om aan zijn kind te trekken”. Dan wordt Lotte(6) door de
rechtbank gehoord, vader mag daar niet bij zijn en krijgt ook geen
verslag van wat er gezegd is. Daarop wordt alle omgang door de
rechtbank geschrapt met verwijzing naar het deskundigenrapport van
dr. M. de Jong (zie eind van dit artikel). Vader gaat in beroep bij
hof Den Bosch dat de hele zaak verwijst naar België, waar allebei de
ouders wonen.
Kortstondige hoop voor
vader want bij de rechtbank Tongeren krijgt hij weer omgangsrecht, om
dat dan bij het gerechtshof Antwerpen net zo hard weer te verliezen.
Ondertussen heeft de Hoge Raad in Den Haag het arrest van het hof Den
Bosch echter in cassatie vernietigd en de zaak doorverwezen naar het
gerechtshof Arnhem. Dat verwijst op zijn beurt de zaak toch weer
terug naar België. Zelfs de deurmat lijkt langzamerhand vaal
gesleten door de eindeloos binnenvallende processtukken, rapporten en
vonnissen.
Antwerpen vonnist dan
opnieuw onderzoek in een observatieruimte, in België aangeduid als
bezoekruimte ouderschapsbemiddeling. Die ontmoetingen verlopen
redelijk goed maar na een keer of acht houden zij, alleen als
tijdelijk bedoeld, weer op. Volgt weer een evaluatierapport en
terwijl dat opgesteld wordt mag vader dochtertje niet ontmoeten. Het
opstellen van zo’n rapport duurt anderhalf jaar. Dan volgt nog een
eenmalige ontmoeting alleen om het meisje(12) haar vader te laten
mededelen dat zij hem niet meer wil zien.
Het boek heeft een
bredere betekenis, vooral omdat er twee lijnrecht tegengestelde
richtingen in echtscheidingsland zeer uitvoerig aan het woord komen.
De ene kant bij monde van de psychiater/psychoanalyticus ‘prof. dr.
H. de Jong’ uit Amsterdam [weet iemand of dat de echte naam is?],
de andere kant door mr. Wendy van der Stroom-Willemsen, advocate in
familiezaken. Dr. de Jong schrijft
een advies van 9 bladzijden, gericht aan moeders vechtadvocaat mr.
Max Moszkowicz, dat in het boek (op blz. 135 e.v.) letterlijk wordt
weergegeven. Enkele kerncitaten: “Lotte moet eerste haar oedipale
fase afmaken anders zou zij terugvallen in haar ontwikkeling”…
“Lotte hecht geen belang aan bezoeken aan haar biologische vader.
Haar tegenzin moest door haar moeder en papa Kees worden
overwonnen”…”De omgang van Lotte met haar biologische vader zou
zeer ernstig nadeel opleveren voor de geestelijke ontwikkeling van
Lotte en derhalve in strijd zijn met zwaarwegende belangen van het
kind”. “Het is in het belang van Lotte dat zij[6] het recht
krijgt om zelf te bepalen of zij vader wel of niet wil bezoeken”.
Enz. Daartegenover staat het
4 bladzijden lange nawoord door mr. Wendy van der Stroom. Ook hieruit
wat kerncitaten: (Dit zijn) “zaken
waarin de cliënt wel in zijn of haar wettelijk recht staat maar
waarin dat recht niet te halen valt omdat ons systeem in Nederland
hier niet op ingericht is. Weliswaar schrijft de wet sinds 1 maart
2009 voor dat de verzorgende ouder het contact met de andere ouder
dient te bevorderen. En daarnaast moet de zorgdeling van vóór het
uiteengaan zoveel mogelijk gelijk blijven. In de praktijk blijken dit
echter loze wettelijke bepalingen, de praktijk is nog lang niet
altijd op deze wetgeving ingesteld.” “Helaas staat het
geval van Frits niet op zichzelf… De onderzoekers van de Raad voor
de Kinderbescherming en medewerkers van Jeugdzorg zien het, ze
bevestigen het tussen de regels door en in de een-op-een gesprekjes,
maar hebben het in hun rapporten altijd vermanend over ‘de strijd
tussen de ouders’ zonder dat de vinger op de zere plek wordt
gelegd, dus zonder te melden wie van de ouders de strijd aanwakkert
en krampachtig in stand houdt. Zonder op te schrijven wat men
werkelijk ziet gebeuren, draait men in rapportages om de hete brij
heen”. “De stroperigheid van
ons huidige systeem …, de niet-flexibele rechtsingang, het maanden
moeten wachten op een zitting en dan maar hopen op een onderzoeker
die opschrijft wat er werkelijk gebeurt en er niet voor terugdeinst
aan waarheidsvinding te doen, een rechter die durft te beslissen en
hulpverleners die daadkrachtig kunnen optreden, advocaten die niet
polariseren maar constructief meedenken over ontwikkelingsbelangen
van kinderen. Het ontbreken van dit alles is waar op dit moment de
ouders van kwade wil nu juist hun ‘winst’ weten te halen.”
Rob van Altena
Een meisje uit miljoenen