Boris Dittrich, de muis die brulde.
Peter Prinsen, advocaat te Den Haag
Volgens D66-kamerlid Boris Dittrich moet een gescheiden ouder die de omgang
tussen kind en niet-verzorgende ouder frustreert "harder worden aangepakt", en wel
met "bemiddeling". (Volkskrant, 30 oktober 2002). Een muis die brulde.
Meer dan 8.000 kinderen verliezen jaarlijks na echtscheiding het contact met hun
vader; eenzelfde aantal heeft een slecht contact. Cumulatief zijn
honderdduizenden levens ontwricht door echtscheiding, met ernstige gevolgen voor
het welzijn en functioneren van ex-partners en hun kinderen.Tal van signalen in de
vorm van leed, stress en ontsporingen laten zien dat het om ernstige problematiek
gaat waarop de samenleving geen antwoord heeft, of waarop het familierecht, zo
zou men kunnen vermoeden, het verkeerde antwoord geeft.
In de afgelopen jaren heeft in verschillende rechtbanken een experimenteel project
omgangsbemiddeling gelopen. Op 12 november 2002 staat de evaluatie daarvan op de agenda van
een Algemeen Overleg van de Vaste Commissie voor Justitie van de Tweede Kamer. Eufemistissch
heet het in het evaluatierapport dat bemiddeling "in de meeste gevallen" goed zou blijken te werken.
Maar het ging juist om de andere helft. Bovendien noemt het rapport de bemiddeling reeds succesvol
als de niet-verzorgende ouder het gevoel heeft "er alles aan gedaan te hebben". Dit is eufemisme in
het kwadraat. Bemiddeling werkt, behalve in de gevallen waarom het gaat.
In ferme bewoordingen timmert Boris Dittrich thans aan de weg, voortbouwend op de aanvechtbare
conclusies van het evaluatierapport. Verplichte bemiddeling om de omgang te effectueren, en als dat
niet helpt de onwillige ouder "aanpakken" door veroordeling in de proceskosten, omgangs-OTS
(Onder Toezicht Stelling van een bijzondere kindervoogd), bevriezing van de kinderbijslag. Allemaal
goed bedoelde oplossingen die al lang bewezen hebben niet te werken. Proceskostenveroordeling
betreft maar een fractie van de werkelijke proceskosten en heeft al helemaal geen effect als moeder
een Bijstandsuitkering heeft. Geen rechter zal de kinderbijslag bevriezen, omdat de kinderbijslag
bestemd is voor de verzorging van het kind. Het enige machtsmiddel van de kindervoogd is
gezagswijziging. Maar als toppunt van cynisme meent Dittrich dat, als moeder de omgang
dwarsboomt, gezagswijziging meestal niet in aanmerking komt omdat vaak niet gezegd kan worden
dat de moeder de kinderen slecht opvoedt. Alsof respect voor de vader van je kind en de band tussen
die twee niet een essentieel onderdeel van goed opvoederschap is! Waarden- en normbesef begint in
het gezin, en de verloedering daarvan begint waar de rechter (of de "kindervoogd") verloedering
gedoogt.
Praktische constructies voor hulpverlening dreigen averechts te werken, als die
constructies geen andere grondslag hebben dan de goede bedoelingen van de
bedenkers, van de rechtsplegers of van de hulpverleners. Over de problematiek
moet meer vanuit fundamenteel rechtspsychologische principes worden
nagedacht.
Op rechtspsychologische gronden lijkt het van belang om verbetering van het effect van bemiddeling
te zoeken in de richting van gelijke rechtsbedeling. Niet alleen bij het instellen van gezags- en
omgangsregeling wordt traditioneel de moeder sterk bevoordeeld (moeder gezag, vader omgang als
moeder dat toestaat), ook de wijze van optreden tegen inbreuken is ongelijk.
Gezagsregeling wordt op een terechtzitting van standaard 20 minuten gepiept, en wel op basis van
agendakwesties: wie zorgde voor de kinderen, wie zorgde voor het geld. (Of die vragen eerlijk worden
beantwoord is een andere zaak: de kinderen worden toevertrouwd aan de ouder die altijd al voor ze
zorgde, behalve als dat de vader is!) Een procedure over een omgangsregeling, toch ook een kwestie
van agenda trekken, wordt daarentegen vaak jaren getraineerd (4 jaar is geen uitzondering) door een
slepend onderzoek naar ontzeggingsgronden, en al die tijd is er geen omgang of er zijn, godbetert,
een paar "proefcontactobservaties". En als moeder niet wil, hoe onterecht ook, stelt de rechter de
norm bij doordat hij uiteindelijk aan vader de omgang ontzegt. Nergens is respect voor waarden en
normen zo ver te zoeken als in de familierechtspraak.
Bij de handhaving zien we hetzelfde onderscheid. Als vader de kinderen ontvoert (onttrekt aan het
gezag van de moeder) wordt tegen de vader met reele en parate executiemiddelen-van-rechtswege
opgetreden (strafrechtelijke aanhouding van de vader en civielrechtelijke terugbrenging van het kind
met de sterke arm van politie, zonder dat tussenkomst van een rechter nodig is). Maar als moeder de
kinderen onttrekt aan de omgang staat slechts een zeer omslachtig, indirect middel ter beschikking:
een kostbaar, tijdrovend kort geding waarin alles nog eens quasizorgvuldig opnieuw wordt onderzocht
met dubieus resultaat.
Deze ongelijkheid in rechtsbedeling tussen vader en moeder werpt zijn schaduw vooruit op de
bemiddelingsfase. De rechtsongelijkheid van de ouders lokt bij hen ongewenste attitudes en
oneigenlijke conflicten uit die aan het welslagen van bemiddeling in de weg staan. Voor
daadwerkelijke verbetering van de effectiviteit van bemiddeling is fundamenteel rechtspsychologisch
(niet te verwarren met forensisch) onderzoek nodig naar de systematische ongelijkheid van ouders in
het familierecht en naar het effect daarvan op het ontstaan van onoplosbare conflicten.
Zelden onttrekt (ontvoert) een vader het kind aan het gezag van de moeder, want daar wordt effectief
tegen opgetreden door de politie. Massaal onttrekken moeders het kind aan de omgang met vader,
want daar wordt niet tegen opgetreden.
"Maar het is toch niet in het belang van het kind indien we moeder vervolgen?" is een veel
gehoorde rechtvaardiging van dit onderscheid. O nee? Is vader vervolgen dat dan
wèl? "Strafrechtelijke vervolging van de onwillige moeder verscherpt de relatie
tussen de ouders". O ja? Doet vervolging van vader dat dan niet? Of: "We kunnen
toch niet op al die duizenden overtredingen van de omgangsregeling wekelijks
de politie afsturen"? Nee, natuurlijk niet. Maar als we omgang net zo resoluut
zouden regelen en handhaven als gezag, zou het gauw over zijn met die massale
overtredingen en evenzo met de noodzaak tot vervolging.
De oplossing ligt voor de hand: schrap de omgangsontzeggingsgronden uit de wet en baseer de
omgangsregeling op de agenda van vader, moeder en kind; maak onttrekking aan de omgang even
strafbaar als onttrekking aan het gezag. Activeer rechtspsychologisch onderzoek om de goede
bedoelingen van de rechtsplegers te vervangen door een wetenschappelijk fundament voor
wetgeving en rechtspraak in familiezaken. En bewaar ons voor omgangsbemiddeling in
rechtsongelijkheid. Dat is contraproductieve probleemcultivatie.
Den Haag, 31 oktober 2002.
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
![]() ![]() | Last Updated http://vaderseenzorg.nl/dittrich-pp.html : zie ook de andere pagina's |