Joep Zander" width="120" >
Aan :Begeleidingscommissie evaluatie richtlijnen voor het laten verrichten van extern
onderzoek per adres B&A onderzoeksgroep BV; projectgroep in deze.
Betreft :concept rapportage
Deventer; 3 januari 1999
Geachte commissie;
Ondergetekende nam als deskundige namens de cliëntenorganisaties deel aan het door u begeleidde onderzoek. Er werd mij een diepte-interview afgenomen en ik nam deel aan de werkconferentie.
Ik protesteer tegen het eindrapport zoals dat door de B&A-groep is samengesteld.
Dit eindrapport lijdt in feite aan een manco waar ook veel rapporten van
deskundigenbureau's en kinderbeschermers aan leiden. Dat manco laat zich als
volgt omschrijven.
Er is sprake van allerlei belangen die een druk uitoefenen op de samenstellers. Men begeeft zich in een leeuwenkuil, althans zo wordt het gevoeld. Het boven water halen van enige emotionele, feitelijke of zo men wil gedragswetenschappelijke waarheid, wat een tamelijk subtiele aangelegenheid is wordt ondergesneeuwd onder een belangenstrijd waarbij de onderzoeker uit angst voor problemen kiest voor de gemakkelijkste weg. Dit is dikwijls in het geheel niet die weg die in het belang van het kind is. Geplaagd door karakterzwakte en al dan niet terechte angst voor onvrede bij opdrachtgever en de sterkste partij in het cliëntsysteem wordt er dan maar gekozen voor de sterkste partij. Dit is zelden het kind. En ook niet de ouder die het beste wil voor zijn kind.
Gevolg is een rapport die bij grondige analyse een meervoudige omvang aan analysetekst zou opleveren ten opzichte van het origineel. In zo'n rapport is er weinig referentie is met de empirische en fysieke werkelijkheid. Er worden dingen weggelaten en toegevoegd in het belang de handhaving van de eigen positie en de belangen van de onderzoeker binnen het krachtenveld.
Aanmerkingen maken of klagen wordt een ondoenlijke en onwelkome bezigheid. En
mocht men al proberen dit te doen dan zal in de regel hoogstens een enkele
mineure klacht c.q opmerking gegrond worden verklaard zodat de indruk ontstaat
dat er serieus aandacht aan de klacht is gegeven.
In het geval van B&A en het onderhavige onderzoek (en overigens ook haar vorige
onderzoek) is die sterkste partij niet een van de ouders of de Raad voor de
Kinderbescherming maar een ministerie dat haar eigen falen niet zal toegeven. En ook een rechterlijke macht die, hoe groot haar afstand ook lijkt tot de uitvoering van
dit onderzoek en hoe weinig aanwezig op de werkconferentie via haar eigen
kanalen blijkbaar nu al voor elkaar heeft gekregen de voor de hand liggende kritiek
op haar buiten zicht te werken. Die kritiek is dat zij die de enigen zijn die defacto in
de positie verkeren om de richtlijnen te kunnen toetsen de richtlijnen niet kennen) De
zwakke partij zijn de cliënten ( een veel te mooi woord voor slachtoffers) van de
Orwelliaanse praktijken(1) om over de kinderen nog maar te zwijgen.
Dit rapport zal ik nu dus slechts in grote lijnen te bekritiseren; het is gewoon
ondeugdelijk werk en de kritiek is zo omvangrijk dat het voor mij geen doen is het
snel op papier te zetten. Daarbij moet worden aangetekend dat de kans dat er iets
mee gebeurt in het licht van het bovenstaande ook uitermate gering is. Overigens
zijn de details van mijn kritiek al uitgebreid aan de orde geweest en als het goed is
ook terug te vinden in de notulen van de werkconferentie. Deze notulen zou ik
gaarne nog ontvangen. De onderbouwing van mijn kritiek heb ik ook doorgenomen
met de heer Smit. Ik ben bereid een en ander voor uw commissie nogmaals uitvoerig
uit de doeken te doen.
Behalve de hiervoor genoemde grote lijnen wens ik nog een ander belangrijk
mechanisme aan te stippen. Dit gaat over de aanname van integriteit bij de
professionals ( raadsmedewerkers en sociaal-wetenschappers) in de uitoefening
van hun beroep en de beantwoording van vragen van het B&A-onderzoek. Zoals op
de werkconferentie al uitvoerig aangestipt geloven de cliëntenvertegenwoordigers
niet in de algemene vooronderstelde integriteit van deze beroepsbeoefenaren. Haar
belangen zijn hoe langer hoe meer haaks komen te staan op de min of meer
objectieve belangen van het kind zoals vastgelegd in de rechten van het kind. Het
lijkt er sterk op dat de B&A groep nog steeds het adagium hanteert dat ze de
methode van onderzoek en het formuleren van conclusies op basis daarvan ziet als
een onderhandelingsbod ( een beetje bijschaven mag maar niet over de grenzen
van de opdrachtgever). Ook daarin vertoont het B&A-rapport kenmerken van
overeenkomst met een gemiddeld deskundigenrapport.
Er is vanuit de ouder/cliëntenorganisaties voldoende materiaal aangeleverd om de integriteit van onderzoekers op beide niveau's aan de orde stellen. Dit is niet terug te vinden in de conceptrapportage. Het wordt verstopt en verborgen.
Nergens wordt duidelijk gemaakt dat er cases zijn waarin welbewust cliënten de
hoek in gewerkt worden en klachten a priori niet behandeld, klachtchantage
plaatsvind, status van externe deskundigen wordt verduisterd, dossierdelen
verdwijnen enz. Het bestaan van dit soort casussen zou moeten leiden tot een nader
onderzoek naar de omvang van dit soort machtsmisbruik en vervalsing. De nu
gebruikte onderzoeksmiddelen volstaan daartoe niet. Daar zijn rechercherende
onderzoeksmethoden en middelen voor nodig.
Kortom die integriteit moet aan de orde worden gesteld anders kan ik niet anders
dan me tegen dit rapport keren . Er zijn 4 aspecten aan te duiden waarin die
integriteit moet worden gezocht nl;
1.De morele rechtvaardiging van het onderzoek . Deze is al uitvoerig aan de orde
geweest op de werkconferentie, maar nu wordt onder punt 4.3 blz 23 gedaan of
er geen problemen zijn ten aanzien van contra-indicaties voor onderzoek. Een
harde ontkenning van een hele discussie waarin de cliëntenorganisaties juist
vinden dat een hele categorie onderzoeken contra-geïndiceerd is.
2.Er wordt niet alleen niet aan waarheidsvinding gedaan. Waarheidsvinding wordt geridiculiseerd en onder die paraplu worden leugens verdedigd. Als het zo uitkomt worden er soms een complete virtuele werkelijkheid geconstrueerd.
3.Gegevens van deskundigenrapporten en onderzoeken worden verduisterd. Er is
ontduikingsgedrag. Nu worden door professionals aangeleverde gegevens
gewoon bij voorbaat voor compleet en waar aangenomen. Dit is aantoonbaar ten
onrechte. Zelfs klachtdossiers geven soms weinig inzicht omdat er gegevens
aan onttrokken worden. Zelfs het nader onderzoeken van de klachten die door
de professionele klachtenbureaus zijn behandeld ( AKJ blijkbaar 35, BKJ 20) is
door B&A nagelaten.
4.De vraag moet aan de orde komen of sommige onderzoekende personen en bureau's nog te handhaven zijn. Dat is wat anders dan " zouden zover willen gaan" (blz 46). De hypothese van de ouderorganisaties dat er bureau's zijn waarvan de integriteit dusdanig in het geding is dat ze gevaar opleveren voor kinderen en ouders moet worden onderzocht.
Kortom ik zou een serieuze evaluatie van de positie van de deskundigenbureau's en
de richtlijnen wensen. Geen omtrekkende omzwervende bewegingen. Waar
rechercherend onderzoek mogelijk nodig is dient dat te worden aangegeven. Bij een
vermoeden van mogelijke juistheid van de beweringen van cliëntenzijde dient een
dieper gravend onderzoek te worden geadviseerd.
Joep Zander
Pedagogisch adviseur van de Stichting
Kind en Omgangsrecht.
1. 1 "Een overheid die achter de relatie wil komen wordt een dictatuur van Orwelliaanse allure" Prof. Peter Hoefnagels; "Het Huwelijk" 1992
inhoudsopgave colofon tips & citaat mail links |
Last Updated http://vaderseenzorg.nl/dekker.html : zie ook de andere pagina's |