Het Parool, Binnenland, vrijdag 1 juni 2001, Maurits Schmidt
PvdA conferentie
Bij omgangsregeling is moeders wil vaak wet
RECHTERS EN raden voor de kinderbescherming handelen
regelmatig in strijd met de wet bij het bepalen van de omgangsregeling na
echtscheiding. Al sinds 1990 is er een wettelijk omgangsrecht. Sinds 1998
zijn gescheiden ouders bij wet verplicht samen het ouderlijk gezag uit te
oefenen. Maar in de praktijk is moeders wil nog steeds wet, ten koste van
de kinderen en hun vaders.
Dit betoogde oud-hoogleraar familierecht
en scheidingsbemiddelaar Peter Hoefnagels gisteren tijdens een door de
PvdA belegde conferentie over omgangs(on)recht in Den Haag. De PvdA
besloot hiertoe na een blokkade van haar partijgebouw in Amsterdam, vorig
jaar november, door het actiecomité Stop omgangsonrecht. Het comité, nu
mede-organisator, eiste van de PvdA een paragraaf over het omgangsrecht in
het partij- en verkiezingsprogramma.
Volgens Hoefnagels is de
Nederlandse wetgeving op het gebied van omgangsrecht inmiddels redelijk op
orde, al heeft het lang geduurd voordat internationale verdragen invulling
kregen. De praktijk loopt echter nog achter. Al in 1995 ontdekte
Hoefnagels dat de raden voor de kinderbescherming de wet van 1990 veelal
niet bleken te kennen. Ze adviseerden tegen contact met de vader als de
moeder dat niet wilde - 'alsof de wet niet bestond'. Rechters volgden de
adviezen van de raden en 'beloonden' deze moeders door de vaders het recht
op omgang te ontzeggen.
Hoe onwettig ook, dit gebeurt nog steeds,
aldus Hoefnagels. Als belangrijkste oorzaak noemt hij 'het taaie slijm van
een verouderde cultuur' bij raden, rechters en advocaten. Vooral in een
tijd dat de 'zorgvader' opgang maakt, vraagt de praktijk om samenwerking
van de ouders bij echtscheiding, in plaats van behandeling door twee
advocaten. Want juist dan gaat het vaak mis: "Alleen de commercieel
denkende advocaat wint bij zo'n strijd: elke emotie is goed voor een
procedure."
Op psychologisch vlak gaat de beleving van de
echtscheiding bij de moeder vaak boven de feiten, ook na beslissingen van
instanties. 'Omdat zij er niet tegen kan' wordt dan vertaald als: het is
'in het belang van het kind' de omgangsregeling stop te zetten.
Hoefnagels: "Een verouderde opvatting van de verzorgende moederrol en een
achterlijke miskenning van de nieuwe vaders."
Hoefnagels adviseert
eerst te pogen de echtscheiding te verwerken alvorens een regeling af te
spreken. De wrok die een onverwerkte echtscheiding meebrengt, is een
slechte basis voor samenwerking. In de bemiddelingen die Hoefnagels in
zijn eigen praktijk doet - tot nu toe een duizend - is de relatie
kind-ouder nog nooit verbroken. Bemiddeling pakt dus veel beter uit dan
rechterlijke beslissingen.
Hoefnagels begrijpt ook niet waarom de
kinderbescherming nog steeds rapporten moet schrijven. "Een echtscheiding
is geen signaal om kinderen ineens te gaan beschermen. Daarom komen de
rapporten erop neer dat de kinderbescherming bepaalt wie de beste ouder
is. Dit soort onderzoek is een onwettige inbreuk op de
privacy."
Kinderen zouden tegen dit soort procedures beschermd
moeten worden. Het gevolg is nu dat ze in een identiteitscrisis kunnen
raken, die er vaak toe leidt dat ze de vader afwijzen, ook al heeft hij
niets misdaan. Zo'n syndroom is meestal pas in therapie te behandelen als
ze allang volwassen zijn, zo rond hun 35ste levensjaar. Het beste zou het
zijn, volgens Hoefnagels, in zulke gevallen het gezag over het kind toe te
wijzen aan de ouder die de omgang met de andere ouder wel royaal toestaat.
|