geen recht gedaan

Kinderbescherming en politie kijken terug





 Geachte heer Zander,

Op 2 maart 2005 heeft u met mevrouw Altena en mij een gesprek gehad over de rol van de raad in de afgelopen jaren inzake het contact tussen u en uw dochter. Ik heb het gesprek als open en constructief ervaren en hoop dat u die opvatting deelt. Wij spraken af dat ik op een en ander schriftelijk zou terugkomen, hetgeen hierbij geschiedt. Tussentijds heeft mevrouw Altena nog contact met u gehad.

 

In het gesprek hebben we, zoals u zelf ook al aangaf, bij lastige vragen stilgestaan voor wat betreft de destijds door de raadsmedewerkers gegeven adviezen en het door de vestiging Zwolle uitgebrachte raadsrapport.

U gaf aan in de afgelopen jaren van de kant van de heer Bavinck en mij wel een zekere positieve opstelling te hebben ervaren, maar u zag graag een duidelijke stellingname mijnerzijds. Hieronder mijn opvatting, die naar ik hoop voldoet aan uw verwachtingen en ligt in de lijn van mijn opstelling tijdens ons gesprek.

 

Uwerzijds lag de nadrukkelijke wens op tafel het destijds door de vestiging Zwolle uitgebrachte rapport alsnog in te trekken. Deze vraag heeft mij de nodige hoofdbrekens gekost; uiteindelijk ben ik tot de volgende conclusies gekomen.

Gezien vanuit de impact die dit rapport op u en uw leven heeft gehad, begrijp ik uw wens. Maar los van de formele aspecten die verbonden zijn aan de intrekking van een rapport, bewerkstelligt een intrekking geen verandering in hetgeen zich heeft afgespeeld. De geschiedenis heeft zijn loop gehad, een intrekking verandert daar gezien het tijdsverloop niets meer aan.

 

Dat geldt niet alleen voor de door de vestiging Zwolle en mevrouw De Ruiter uitgebrachte rapporten, maar evenzeer voor het rapport van de vestiging Zutphen d.d. 5 december 1990 en de adviezen en steun die de heer Bakker u mondeling heeft gegeven. Ook de activiteiten van de heer Bavinck en mijzelf (en dan denk ik met name aan het voorstel de heer Mc. Gillavry in te schakelen) kan ik uiteraard niet achteraf teniet doen. Daarmee zou ik noch u, noch onze organisatie een dienst bewijzen, integendeel denk ik zelfs. Het zou onze gezamenlijke geschiedenis nog complexer maken dan hij al is.

Al die formele en informele activiteiten en stellingnames hebben immers plaats gevonden. In een tijd en context die achter ons liggen. Daar valt op zich niets meer aan te veranderen, ook niet aan uw eigen acties en reacties naar aanleiding van gesprekken en op de uitgebrachte adviezen en genomen beslissingen. Geen intrekking, wel is mijn opvatting dat met het destijds in het Zwolse rapport van u neergezette beeld en het mede daarop gebaseerde negatieve advies, u geen recht gedaan is. Of een ander beeld en/of een ander advies geleid zou hebben tot een andere feitelijke uitkomst, is een niet goed te beantwoorden vraag. Immers er waren meer spelers in het spel, cruciaal was daarbij de afwijzende opstelling van mevrouw B.

 

In ons gesprek benadrukte u dat wat u eerst door de heer Bakker werd geadviseerd, later tegen u werd gebruikt namelijk een procedure in verband met de omgang starten. Voor mij was dit een opvallend aspect, het vormde voor mij aanleiding de betreffende stukken nog eens te herlezen.

Ten aanzien van de contacten met de heer Bakker herken ik nergens in het dossier dat adviezen die hij u gegeven zou hebben u later verweten zijn. Wel is duidelijk dat u met hem alle mogelijkheden tot procederen besproken heeft en dat het aangaan van de procedures tot gevolg had dat de raad en u in de jaren daarop tegenover elkaar kwamen te staan. Door alle tegelijkertijd lopende (zowel juridische als klachten-) procedures werd de situatie bovendien niet ‘doorzichtiger’. Integendeel, de vele procedures lijken de verhoudingen eerder vertroebeld te hebben. Ik herken de neiging, ook mijnerzijds, om in een dergelijke situatie strakke standpunten in te nemen. Ruimte om tot een open opstelling te komen behoort dan niet meer tot de mogelijkheden.

 

Tegelijkertijd brachten noch de juridische, noch de klachtenprocedures u dichter bij uw doel, namelijk een contact met uw dochter waarin u uw vaderrol naar behoren kon vervullen.

Achteraf gezien zou je concluderend kunnen zeggen dat ‘middelen’ en ‘doel’ niet bij elkaar pasten en dat daardoor de situatie vertroebelde. Wellicht heeft u zich toen -  overigens in uw onmacht ten aanzien van de situatie zeer begrijpelijk -  te afhankelijk gemaakt van de raad en de rechter.

 

Of en hoe de door u gevoerde procedures en acties er aan bijgedragen hebben dat de ‘afstand’ tussen u en mevrouw B (en dus uw dochter) groter in plaats van kleiner is geworden, kan ik niet beoordelen. Mevrouw B heeft immers in de rechterlijke procedures  en raadscontacten ‘haar eigen rol gespeeld’ en daarmee ook  het verloop van de ‘geschiedenis’ en uw gedrag en (re)acties beïnvloed.

 

Wat mijns inziens wel verandert, is de waarde die we nu, ruim 10 jaar later, hechten aan de diverse taxaties van de raadsmedewerkers destijds en of en hoe deze ons ook in de toekomst blijven bepalen. Taxaties die destijds heel verschillend waren.

 

Mevrouw Nijenhuis, raadsonderzoeker van de vestiging Zutphen,  die als eerste werd geconfronteerd met de problemen tussen u en mevrouw B, zag immers geen contra-indicaties voor een omgangsregeling. Integendeel. Ze achtte u beiden in staat uw ouderrol ten opzichte van R op goede wijze te vervullen.

Enige jaren later, toen het contact tussen u en uw dochter al een paar jaar verbroken was, zag de vestiging Zwolle die wel. Niet alleen vanwege het opgelopen conflict tussen u en mevrouw B, maar ook door het beeld dat  de raadsonderzoeker en mevrouw De Ruiter van u hadden.

Daarna waren de heer Bavinck en ik van mening dat het niet ging om contra-indicaties jegens u als vader, maar om een zeer hoog opgelopen conflict tussen u en de moeder van uw dochter. Als we het niet hadden gezien als basaal/primair een conflict tussen u en mevrouw B hadden we immers de heer Mac Gillavry niet ingeschakeld. U gaf aan dat gezien de omstandigheden waaronder die bemiddeling plaats vond succes eigenlijk bij voorbaat al kansloos was. U zult begrijpen dat deze mislukking de raad zeer speet.

 

Een en ander laat onverlet dat de conclusies in de uitgebrachte rapportages grote impact hebben (gehad) op uw leven. De raadsactiviteiten hebben niet geleid tot een oplossing van het conflict tussen u en mevrouw B of tot een situatie waarin u uw verantwoordelijkheid als vader ten opzichte van R kon waarmaken. Echter, dat valt achteraf ook niet meer te veranderen, alleen te betreuren, zowel door u, mijzelf als mijn medewerkers. Zowel ik, als eindverantwoordelijke voor het ressort, als de uitvoerend medewerkers werken immers vanuit de inzet positieve resultaten te bereiken.

  

Raadsrapporten zijn altijd momentopnames. Van zowel de feitelijke situatie, de taxatie van onze medewerkers van de mogelijkheden van de betrokken ouders en kinderen als de interactie tussen werkers en cliëntsystemen. Niet voor niets  is de ‘geldigheid’ van raadsrapporten aan termijnen gebonden.

Dat wil niet zeggen dat rapporten nooit voor de lange duur betrouwbaar zouden kunnen  zijn. Dat laatste hangt uiteraard samen met bijvoorbeeld de aard van de geconstateerde problematiek, of betrokkenen zich in de beschrijving herkennen en of zij met de conclusies en adviezen aan de slag willen en kunnen gaan.

Terugkerend naar de rapportage over uw situatie: duidelijk is dat de moeder van uw dochter de verantwoordelijkheid om te werken aan contactherstel met u nauwelijks vorm heeft gegeven. Duidelijk is ook dat de mening over uw mogelijkheden het contact met uw dochter verantwoord vorm te geven, wisselend is geweest. Mevrouw Nijenhuis, de heer Bavinck en ik zagen in uw persoon c.q. uw persoonlijk functioneren  destijds geen contra-indicaties, de vestiging Zwolle en mevrouw De Ruiter wel. Daaraan wil ik toevoegen dat ik ook in de jaren daarna - en ook in onze meer recentere contacten dus - niet van mening ben veranderd. Integendeel, ook al stonden we in allerlei procedures en andere acties wel een aantal keren tegenover elkaar.

 

Ik heb om die reden en ook omwille van uw dochter die haar vader vele jaren heeft moeten missen, de activiteiten  van de heer Kleistra om te proberen het contact tussen u en uw dochter alsnog op gang te brengen, van harte ondersteund.

Ik betreur het net als de heer Kleistra dat die poging nu niets heeft opgeleverd. We kunnen nu alleen maar hopen dat het er uiteindelijk wel aan bijdraagt dat uw dochter in de toekomst stappen zal durven zetten in uw richting.

 

Met vriendelijke groeten,

mr. H. Pasman

directeur

 

 

 

pappa!

Joshua en Joep

hongerstaking Joep Zander oktober 1995R's broertje Joshua bijna een jaar oud; klik hier voor meer informatie

Joshua dik twee jaar

mijn dochter

tegenvoetsporenmail mijzoek op deze sitevaders en zorgik vaderklik hier voor dossier publikaties Joep Zanderinternetkunstdossier van Joep Zanderpositieve linkenhomepage Joep Zander

klik hier! >>



site joep zander

Last Updated http://joepzander.nl/re.htm : zie ook de andere pagina's


Logo Beeldrecht