welkomspagina

Reakties op het rapport van de commissie de Ruiter en het wetsvoorstel over gezamenlijk gezag.


Betreffend wetsvoorstel is op 1-1-1998 wet geworden. Dankzij de straffe opmerkingen en vragen die de eerste kamer de staatssecretaris stelde ( hierover voorgelicht door de wekgroep familierecht en de actiekaarten "pappa" van COBO) lijkt het er vooralsnog op dat de uitvoering van de wet zich de goede kant uit ontwikkeld.
  • ingezonden opzij
  • tekst nieuw wetsvoorstel
  • visie op rapport de Ruijter

    Reaktie de Ruiter.

    Wetsvoorstel 23714

    De tweede kamerkoos onlangs voor het principe "behoud van het gezag van beide ouders over het kind". Een mooi principe. Helaas gedwarsboomd door een andere bepaling in hetzelfde wetsvoorstel. Deze bepaling opent de mogelijkheid van stiefoudermedegezag op voorwaarde dat de oorspronkelijke, "andere ouder" reeds 3 jaar het gezamenlijk gezag uit is gewerkt. Een ontoudering die mogelijk blijft door het volstrekt vrijblijvende karakter dat het behoud van gezamenlijk gezag van de oorspronkelijke ouders, heeft gekregen.

    Bijelkaar dus juridisch een wanprodukt. We hopen dat de eerste kamer dit zal zien en de wet alsnog zal afblazen.

    1. medegezag

    Het lijkt ons een juiste zaak dat ook voor andere samenlevingsvormen dan de traditionele, regelingen m.b.t de verdeling van de opvoeding van kinderen worden getroffen; dat juridische rechten en plichten worden vastgelegd.

    In een,op zich bewonderenswaardige, poging om tegelijkertijd te komen tot afstemming binnen het gehele bereik van het familie-en jeugdrecht, wordt vergeten dat door het brede regelen ( niet alleen voor homosexuele paren e.d wordt wat geregeld) de echte breedte juist niet bereikt wordt. In de nota komt niet aan de orde dat er nog een groot maatschappelijk probleem ligt ten aanzien van gezag en omgang. Enige reparatiewetgeving om aan dit probleem tegemoet te komen blijft halfslachtig en in ieder geval onvoldoende (bepalingen over de opvolging in het gezag) 50% van de kinderen ziet na enigerlei vorm van scheiding na een jaar een van hun ouders, opvoeders niet meer. De laatste tijd wordt ook hoe langer hoe meer duidelijk hoe traumatisch dat voor vele kinderen is (geweest). Het lijkt ons niet meer dan redelijk te stellen dat het voorkomen van verdere traumatisering van veel kinderlevens prioriteit zou moeten genieten boven het tegemoet komen aan de wens tot juridische vastlegging van de relatie tussen kinderen en "nieuwe" ouders. Overigens kan deze vastlegging minstens zo dramatisch onvoldoende handhavings-zekerheid bieden als in de oude gevallen.

    De maatregelen in deze nota lijken verdere traumatisering in de hand te werken. Niet alleen voor kinderen maar ook voor de betrokken ouders.

    a. Door de invoering van het medegezag ontstaat de vraag wat die 50% afgevoerde ouders daartegenover moeten. Die kunnen dan als belanghebbende zich voegen in de procedure om hun band met het kind te verdedigen. Hoewel er per amandement nog is vastgelegd dat het belang van die ouder zelf zelfs mee moet wegen valt gezien de huidige gang van zaken te voorspellen wat de afloop zal zijn. Een hoop verzet zonder uitzicht op reële oplossingen. Door het omgangsonrecht (in Frankrijk een misdaad; volgens Hoefnagels de ongeschreven misdaad van deze eeuw) lopen er veel gefrustreerde ouders rond die terecht zullen proberen te voorkomen dat een ander de positie overneemt die hun met leugens, bedrog en bureaukratisch machtsmisbruik, hun is afgenomen. Voor anderen zal het wellicht leiden tot een heftige toename van de psychische problematiek.
    Het zal veel voorkomen dat de nieuwe medegezag-dragende ouder zich medeschuldig heeft gemaakt aan de konstruktie van het misdrijf omgangsonrecht. Dit maakt een en ander des te schrijnender.
    Ook voor kinderen zal het dikwijls een vreemde ervaring zijn te zien dat de ene ouder wordt afgevoerd waarvoor een andere in de plaats komt ( die natuurlijk net zo hard kan worden afgevoerd.)
    De praktijk komt neer op het invoeren van het wisselvaderschap.

    Een geweldige toename van het aantal juridische procedures zal het gevolg zijn.Het aantal sociale oplossingen zal afnemen.
    Nieuwe juridische rechten zullen de sociale en biologische rechten ( ook gebaseerd op nationale en internationale rechtsregels) blokkeren.

    b. Ook de nieuwe medegezaghebbende ouder( hij zal volgens de nota een vergelijkbare positie krijgen als de voormalige ouder) kan van het zijtroontje van de biologische moeder gestoten worden (de rechten van de biologische moeder worden uitgebreid), en dan zal ook deze ouder (dikwijls vader) zoals zovelen van ons de weg opgaan van eindeloze procedures om omgang met het kind te hebben, wat uiteindelijk dan wel weer niet zal kunnen worden gegarandeerd. Het niet willen van de moeder (emotionele blokkade) is immers in de jurisprudentie blijkbaar voldoende rede om omgang te ontzeggen.(zie bijlage "broodje aap")
    Kortom nog een stapel rechts- en andere-procedures erbij.

    c. De voorgestelde regeling doorbreekt meteen weer een jonge verworvenheid van het familierecht; n.l. de relativering van de testamentaire voogdij( gezag) (art.). De medegezaghebbende ouder krijgt het recht op opvolging in het gezag. Dit wordt vervolgens weer half rechtgezet. Herhaling van de strijd (zaak Uylenbroek) van vaders die na de begrafenis van de moeder hun kinderen mee willen nemen en daarmee in de gevangenis belanden
    dreigt.

    d. Deze wet speelt in op een oud mechanisme bij scheidingen. Dat mechanisme heet ; "snel vergeten en weer opnieuw beginnen"
    Om helemaal opnieuw te beginnen moet je ook als ouder niet meer met je oude partner te maken hebben. Dus je nieuwe partner als ouder. En de rest vergeten. Dit mechanisme speelt nog in op schaamte en schuld. Schaamte en schuld zijn geen basis voor het oplossen van wat voor n probleem dan ook. En zeker niet in zaken waar het over kinderen gaat.

    Onze konklusie; medegezag oké, maar onder de voorwaarde van een absoluut veto voor de nietgezaghebbende ouder als deze geen omgangsrecht heeft kunnen krijgen (en dat wel wou).
    Daarmee is ondergraving van art.253 G ook meteen voorkomen.
    De strekking van de huidige voorstellen is veel breder dan de argumentatie doet vermoeden.
    Zonder vetorecht is doorvoeren van het medegezag voor ons absoluut onaanvaardbaar!!!!!.
    Het via een omweg invoeren van stiefouderadoptie is onacceptabel.

    2. Behoud gezamenlijk gezag

    In het nieuwe artikel 251 wordt voortaan gezamenlijk gezag van de beide ouders als uitgangspunt gezien. Dit is een moreel juiste zaak. Maar gezien de tekst en de behandeling in de tweede kamer moet worden gevreesd dat éen ouder die tegenwerkt het voor elkaar zal krijgen het gezamenlijk ouderschap ongedaan te maken. Mieke v.d. Burg ( kamerlid PvdA) heeft er hard op aangedrongen dat daarvoor eigenlijk geen redenen hoeven te worden aangevoerd en de staatssekretaris heeft haar daar grotendeels gelijk in gegeven.
    Mieke v.d. Burg vindt dat als je rechten regelt je het konflikt in huis haalt. Als een moeder moet gaan aantonen dat de vader uit het gezag moet krijg je maar allerlei ongewenste valse beschuldigingen die het konflikt verder opdrijven.
    Eigenlijk zit daar nog al wat in. Als je tenminste die ouder vervolgens het gezag geeft die zich wél in staat achtte om het gezag gezamenlijk uit te oefenen. Als je de tekst van de kamerhandelingen erop naleest blijkt dat niemand zich over deze vraag heeft uitgesproken. Iedereen nam wellicht als vanzelf aan dat de hardst rukkende ouder het gelijk binnen mocht halen. Of was mevrouw van den Burg misschien gewoon erg slim en komt straks de aap uit de mouw. Tot grote schrik van de volgende moeder die de vader ( of andersom) uit het gezamenlijk gezag wil stoten.................

    In de kamer werd enthousiast gereageerd op een mededeling van staatssekretaris Schmitz dat inmiddels 25% van de ouders na scheiding gezamenlijk gezag houden. Dit blijkt echter een fout te zijn. Op verzoek van ondergetekende wordt die inmiddels rechtgezet. Het werkelijke cijfers is 17%. En daar vallen er weer een heleboel ( ook op heel korte termijn ) vanaf.

    3. Emancipatie

    Uitbreiding van de mogelijkheden van juridisch ouderschap voor vrouwen, voorkeur naamgeving voor vrouwen; een aantal onderwerpen die worden aangedragen onder de vlag van emancipatie. Ook in de reaktie van de emancipatieraad vinden we dit soort zaken terug.
    Kenmerkend is ongeveer de volgende gedachtengang;
    Als het zo is dat vrouwen nog het grootste deel van de zorg van de kinderen doen, dan is het ook niet nodig om faciliteiten te scheppen dat mannen dat meer gaan doen. Maatregelen vormen dan een weerslag van de huidige situatie in plaats van een mogelijkheid tot ontwikkeling.
    De doelstelling van emancipatie beleid is immers; "Het bevorderen van de ontwikkeling van de huidige maatschappij , waarin het sekseverschil waarin het sekseverschil nog in zo'n grote mate is geïnstitutionaliseerd, naar een pluriforme maatschappij , waarin ieder , ongeacht sekse of burgelijke staat, de mogelijkheid heeft gelijke rechten, kansen,vrijheden en verantwoordelijkheden te kunnen realiseren" ( emancip[atiebeleidsplan 1985). Het lijkt ons dus juist de bedoeling dat mannen meer aan de opvoeding gaan deelnemen.
    De emancipatieraad vraagt in haar nota "Het afstammingsrecht en sociale ouders"juist meer aandacht voor juridische regelingen voor vrouwen en gaat er geheel aan voorbij dat de rechten van de biologische moeder ver uitstijgen boven die van de biologische vader en dat voor erkenning door een juridisch vader , de toestemming van de biologische moeder noodzakelijk is. Het komt ons voor dat de emancipatieraad emancipatie verwart met belangenbehartiging van vrouwen. Zij schrijft immers het volgende;
    "In de diskussie die tot nu toe over sociaal-ouderschap is gevoerd , wordt geen speciale aandacht besteed aan het belang van vrouwen bij een goede juridische regeling dienaangaande. Naar ons idee is dit wel nodig.
    Het is immers aannemelijk dat de daadwerkelijke verzorging en opvoeding van kinderen meer voor rekening komt van alleenstaande sociale moeders dan alleenstaande sociale vaders. Verder is aannemelijk dat meer vrouwelijke dan mannelijke gelijkgeslachtelijke paren kinderen binnen hun relatie opvoeden. Kinderen verblijven na echtscheiding immers veelal bij de moeder. Daarbij bestaat ......... Voorbijgaan aan het feit dat vrouwen een andere positie en andere belangen hebben dan mannen, draagt niet bij aan de emancipatie van vrouwen."
    Bijzonder wonderlijk....................


    Novelle

    Proeve van een novelle

    tekst

    artikel 251 lid 2 wordt

    Na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood blijven de ouders die gezamenlijk het gezag hebben, dit gezamenlijk gezag uitoefenen, tenzij een van hen de rechtbank verzoekt te bepalen dat de andere ouder alleen het gezag over het kind of een van de kinderen toekomt.
    Dit verzoek wordt toegewezen indien is aangetoond dat verzoeker het in het belang van het kind niet mogelijk acht gezamenlijk het gezag uit te oefenen
    .

    Art. 269 f wordt

    Het valselijk, of op valse gronden verzoeken tot ontzetting uit de ouderlijke macht van de andere ouder.


    Toelichting;

    Tot nu toe vindt in situaties waar ouders niet meer door een deur kunnen scheiding van een ouder en het kind plaats. Degene die het verzoek doet blijft in het overgrote deel van de gevallen het contact wel houden, diegene zal er immers voor gezorgd hebben de status quo naar zich toe te trekken. Zo wordt in de regel de minst coöperatieve ouder in staat gesteld haar problemen te projecteren op de andere ouder. Daarmee wordt in feite een ontzetting uit de ouderlijke macht gecreëerd die niet onder de ontzettingsgronden van artikel 269 B.W. is terug te vinden. In het licht van de eeuwenoude wijsheid dat je niet aan een kind zou moeten trekken (Salomon) zou het slechts mogelijk moeten zijn dat een ouder verzoekt zichzelf uit het gezag te ontslaan. En dat kan worden toegewezen als de intentie daarvan is het belang van het kind te dienen. Het wordt dus niet toegewezen als de bedoeling is zijn plichten als ouder te ontlopen.

    Naast dit alles blijven de wettelijke ontheffings- en ontzettingsgronden bestaan. In de systematiek van de ontzetting kan de ene ouder op grond van strak omschreven gronden altijd verzoeken om ontzetting van de andere ouder. Wordt van deze mogelijkheid echter misbruik gemaakt om de andere ouder te diskwalificeren op valse gronden (valse aangifte van incest of mishandeling bijvoorbeeld), dan komt deze ene ouder op grond van de voorgestelde toegevoegde ontzettingsgrond zelf in aanmerking voor ontzetting uit het ouderlijk gezag.

    Op boven voorgestelde wijze krijgt ontzetting weer zijn terechte juridische positie en vindt er geen daadwerkelijke ontzetting plaats die geen ontzetting heet maar wordt wel ontzetting toegewezen waar dat eigenlijk al jarenlang had gemoeten.
    Passend hierbij een citaat uit het WOPP-S&O-rapport van de raad voor de kinderbescherming:
    "De toeëigening van een monopolie op de opvoedingsverantwoordelijkheid en op het onderhouden van een relatie met het kind door de ene ouder, met uitsluiting van de andere, gaat per definitie ten koste van het (toekomstig) belang van het kind." Het bestaan van een belangenverstrengeling die nadelig is voor het kind, vormt in aanleg een ernstige bedreiging voor het fundamentele recht van het kind op een gezonde en evenwichtige ontwikkeling en uitgroei naar zelfstandigheid."
    Dit staat overigens lijnrecht tegenover de opmerking van Staatssecretaris Schmitz op blz 7 van haar memorie van antwoord aan de eerste-kamercommissie voor justitie:
    "Ook hier geldt dat waar twee vechten, twee schuld hebben."
    Het slachtoffer is de band tussen de ontouderde ouder en het kind. De gezaghebbende ouder draagt daaraan schuld.

    Joep Zander


    zie

    Brief werkgroep familierecht aan Mevr. Soutendijk (CDA)

    Betreft :toegezegde stukken
    wetsvoorstel 23714
    Deventer; 27 januari 1997



    Geachte mevrouw;


    Tijdens ons onderhoud d.d. 23 januari zegden wij u toe u enkele voorbeelden te sturen van gevallen waarin het toewijzen van medegezag aan de nieuwe partner van de gezaghebbende ouder erg schrijnend zou zijn, en in een aantal gevallen zou leiden tot verheviging van de konflikten, stimuleren van het konflikt om het gezag (deze toedeling krijgt met wetsvoorstel 23714 per saldo immers meer lading; de mogelijkheid een ander tot medegezag te noden), en daarmee een uitbreiding van het aantal juridische procedures.

    Bij deze sturen wij de gevraagde voorbeelden ; ze zijn door verschillende mensen binnen onze werkgroep voorbereid. In grote lijnen laat ik de eigen redaktie van deze mensen in stand.
    Ik hoop u zodoende een ruime keus te laten.

    Wij hebben uiteraard het gesprek met u in onze werkgroep nog nabesproken. Een van de zaken die daaruit kwamen is dat vage grenzen tot veel ongelukkken en strijd leiden. En dat kost lijden.
    Dit konstateren we zoals al naar voren gebracht naar de manier waarop de wetsgeschiedenis en de wet tot nu toe tot praktijken leiden. We denken dat een en ander ook te maken heeft met al dan niet duidelijk stelling nemen van politici in deze. Wij denken dat een amendement ten aanzien van 23714 met een vetoregeling voor de oorspronkelijke ouder ten aanzien van medegezag een goede zaak zou zijn. Wellicht zou van dat veto dan nog kunnen worden afgeweken in het geval dat de alleengezaghebbende ouder aantoont dat de andere ouder volstrekt nergens aantoonbaar om kontakt met zijn kinderen heeft gevraagd ( en dat konform de huidige voorstellen dus minstens 3 jaar lang). Wij vinden overigens dat ouders ouder moeten blijven en dat deze medegezagsituatie daarom in de toekomst per definitie zeer zelden voor zal moeten kunnen komen.

    Wij vinden meer in het algemeen dat ouders partnerscheiding en kinderscheiding uit elkaar moeten houden. Als je als partners scheid blijf je ouder van je kind. Het is dus eigenlijk heel merkwaardig als de wetgevende en rechtsprekende macht moeite blijven doen om partnerschap en ouderschap gekoppeld te houden. We vinden dat het eigenlijk onzin is om ontzetting uit het ouderlijk gezag mogelijk te maken als er geen ontzettingsgronden zijn. Partnerscheiding moet geen reden zijn voor ouderscheiding. Het zou beter zijn algemene regelingen voor ouderschap niet te laten doorkruisen door scheidingswetgeving.

    U heeft ons tijdens het gesprek ook gevraagd na te denken over de mogelijkheden van bemiddeling door hulpverleners bekleed met gezag. We hebben u uitgelegd dat wij bemiddeling slechts zien zitten onder voorwaarden van een strikte juridische regeling van behoud van gezag en omgang. Binnen dat kader zullen wij over de vraag nadenken. We nemen aan dat we een antwoord hierop pas af hoeven te hebben als het rapport van de Ruiter wordt behandeld.


    Wij wensen u veel succes bij de behandeling.



    Namens de werkgroep familierecht
    (voor alle namen zie het u toegezonden stuk met de reaktie op de Ruiter)


    Joep Zander

    bijlagen; bladzijden voorbeelden probleemcasussen

    voorbeeld 1
    "JEROEN HEEFT NU EEN ANDERE PAPPIE."
    De ouders van Jeroen de Graaf zijn in februari 1993 uiteengegaan. Zij hadden enkele jaren (ongehuwd) samengewoond en in november 1992 was hun zoon Jeroen geboren. Bij hun uiteengaan hadden de ouders afgesproken dat Jeroen hij zijn moeder zou blijven wonen. Vader, die bij een bankinstelling werkte, zou Jeroen in het kader van een omgangsregeling eenmaal in de maand hel weekeinde bij zich hebben. Deze regeling verliep tot ieders tevredenheid.
    In februari 1995 werd moeder enkele weken in het ziekenhuis opgenomen. Dat bracht mee dat vader, zolang moeder in het ziekenhuis lag, de verzorging van Jeroen op zich nam. Nadat moeder uit het ziekenhuis was ontslagen spraken de ouders af dat Jeroen voortaan om de twee weken bij vader zou zijn.
    Vaderdag 1995 viel juist in het omgangsweekeinde. Vader ging Jeroen ophalen. Moeder opende de deur en deelde vader mee dat Jeroen dit weekeinde niet mee mocht: "Jeroen heeft nu een andere pappie". Moeder vond dat vaderdag een goede educatieve gelegenheid bood om Jeroen te laten wennen aan een nieuw geconstrueerd gezin met een nieuwbakken "sociale" ouder. Dat zij daarmee de existentie van Jeroens echte vader aantastte ontging haar even.
    Vader reageerde geschokt. De gekunsteldheid van het plan waarop moeder zich samen met haar nieuwe vriend had vastgelegd vertaalde zich in een laconieke mededeling aan vader met een blinde vlek voor diens existentie. Toen moeder bleek dat vader zijn vaderrol jegens Jeroen niet wilde opgeven en zich niet wilde laten degraderen kwamen al gauw de argumenten waarom de omgang helemaal uit den boze was. Vader kreeg zijn zoon niet meer te zien. Uiteindelijk, in november 1995, startte hij een procedure. Er volgde een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming. Een jaar duurde het voor het advies aan de orde kwam: "afwijzing van het verzoek". Tijdens een bewogen zitting wist vader de rechter ervan te overtuigen dat dit advies niet moest worden opgevolgd. De rechter stelde een omgangsregeling vast.
    Uitgenodigd om haar medewerking te verlenen aan de rechterlijke regeling antwoordde moeders advocate, ook laconiek: "Cliënte is niet bereid mee te werken aan de regeling". Sinds vaderdag 1995 wordt Jeroen, zich niet bewust van wat zijn vader wordt aangedaan, voor de gek gehouden met een "nieuwe pappie".
    (De casus is echt, de namen zijn gewijzigd).
    P.P.
    home site het zál vaders een zorg zijn inhoudsopgave colofon tips & citaat mail links site zoekmachine en surftips

    Last Updated http://vaderseenzorg.nl/teksten2.html : zie ook de andere pagina's