De tweede kamerkoos onlangs voor het principe "behoud van het gezag van beide
ouders over het kind". Een mooi principe. Helaas gedwarsboomd door een andere
bepaling in hetzelfde wetsvoorstel. Deze bepaling opent de mogelijkheid van
stiefoudermedegezag op voorwaarde dat de oorspronkelijke, "andere ouder" reeds 3
jaar het gezamenlijk gezag uit is gewerkt. Een ontoudering die mogelijk blijft door het
volstrekt vrijblijvende karakter dat het behoud van gezamenlijk gezag van de
oorspronkelijke ouders, heeft gekregen.
Bijelkaar dus juridisch een wanprodukt. We hopen dat de eerste kamer dit zal zien en de
wet alsnog zal afblazen.
Het lijkt ons een juiste zaak dat ook voor andere samenlevingsvormen dan de
traditionele, regelingen m.b.t de verdeling van de opvoeding van kinderen worden
getroffen; dat juridische rechten en plichten worden vastgelegd.
In een,op zich bewonderenswaardige, poging om tegelijkertijd te komen tot afstemming
binnen het gehele bereik van het familie-en jeugdrecht, wordt vergeten dat door het brede
regelen ( niet alleen voor homosexuele paren e.d wordt wat geregeld) de echte breedte
juist niet bereikt wordt. In de nota komt niet aan de orde dat er nog een groot
maatschappelijk probleem ligt ten aanzien van gezag en omgang. Enige reparatiewetgeving om
aan dit probleem tegemoet te komen blijft halfslachtig en in ieder geval onvoldoende
(bepalingen over de opvolging in het gezag) 50% van de kinderen ziet na enigerlei vorm van
scheiding na een jaar een van hun ouders, opvoeders niet meer. De laatste tijd wordt ook
hoe langer hoe meer duidelijk hoe traumatisch dat voor vele kinderen is (geweest). Het
lijkt ons niet meer dan redelijk te stellen dat het voorkomen van verdere traumatisering
van veel kinderlevens prioriteit zou moeten genieten boven het tegemoet komen aan de wens
tot juridische vastlegging van de relatie tussen kinderen en "nieuwe" ouders.
Overigens kan deze vastlegging minstens zo dramatisch onvoldoende handhavings-zekerheid
bieden als in de oude gevallen.
De maatregelen in deze nota lijken verdere traumatisering in de hand te werken. Niet
alleen voor kinderen maar ook voor de betrokken ouders.
a. Door de invoering van het medegezag ontstaat de vraag wat die 50% afgevoerde ouders
daartegenover moeten. Die kunnen dan als belanghebbende zich voegen in de procedure om hun
band met het kind te verdedigen. Hoewel er per amandement nog is vastgelegd dat het belang
van die ouder zelf zelfs mee moet wegen valt gezien de huidige gang van zaken te
voorspellen wat de afloop zal zijn. Een hoop verzet zonder uitzicht op reële oplossingen.
Door het omgangsonrecht (in Frankrijk een misdaad; volgens Hoefnagels de ongeschreven
misdaad van deze eeuw) lopen er veel gefrustreerde ouders rond die terecht zullen proberen
te voorkomen dat een ander de positie overneemt die hun met leugens, bedrog en
bureaukratisch machtsmisbruik, hun is afgenomen. Voor anderen zal het wellicht leiden tot
een heftige toename van de psychische problematiek.
Het zal veel voorkomen dat de nieuwe medegezag-dragende ouder zich medeschuldig heeft
gemaakt aan de konstruktie van het misdrijf omgangsonrecht. Dit maakt een en ander des te
schrijnender.
Ook voor kinderen zal het dikwijls een vreemde ervaring zijn te zien dat de ene ouder
wordt afgevoerd waarvoor een andere in de plaats komt ( die natuurlijk net zo hard kan
worden afgevoerd.)
De praktijk komt neer op het invoeren van het wisselvaderschap.
Een geweldige toename van het aantal juridische procedures zal het gevolg zijn.Het aantal
sociale oplossingen zal afnemen.
Nieuwe juridische rechten zullen de sociale en biologische rechten ( ook gebaseerd op
nationale en internationale rechtsregels) blokkeren.
b. Ook de nieuwe medegezaghebbende ouder( hij zal volgens de nota een vergelijkbare
positie krijgen als de voormalige ouder) kan van het zijtroontje van de biologische moeder
gestoten worden (de rechten van de biologische moeder worden uitgebreid), en dan zal ook
deze ouder (dikwijls vader) zoals zovelen van ons de weg opgaan van eindeloze procedures
om omgang met het kind te hebben, wat uiteindelijk dan wel weer niet zal kunnen worden
gegarandeerd. Het niet willen van de moeder (emotionele blokkade) is immers in de
jurisprudentie blijkbaar voldoende rede om omgang te ontzeggen.(zie bijlage "broodje
aap")
Kortom nog een stapel rechts- en andere-procedures erbij.
c. De voorgestelde regeling doorbreekt meteen weer een jonge verworvenheid van het
familierecht; n.l. de relativering van de testamentaire voogdij( gezag) (art.). De
medegezaghebbende ouder krijgt het recht op opvolging in het gezag. Dit wordt vervolgens
weer half rechtgezet. Herhaling van de strijd (zaak Uylenbroek) van vaders die na de
begrafenis van de moeder hun kinderen mee willen nemen en daarmee in de gevangenis
belanden
dreigt.
d. Deze wet speelt in op een oud mechanisme bij scheidingen. Dat mechanisme heet ;
"snel vergeten en weer opnieuw beginnen"
Om helemaal opnieuw te beginnen moet je ook als ouder niet meer met je oude partner te
maken hebben. Dus je nieuwe partner als ouder. En de rest vergeten. Dit mechanisme speelt
nog in op schaamte en schuld. Schaamte en schuld zijn geen basis voor het oplossen van wat
voor n probleem dan ook. En zeker niet in zaken waar het over kinderen gaat.
Onze konklusie; medegezag oké, maar onder de voorwaarde van een absoluut veto voor de
nietgezaghebbende ouder als deze geen omgangsrecht heeft kunnen krijgen (en dat wel wou).
Daarmee is ondergraving van art.253 G ook meteen voorkomen.
De strekking van de huidige voorstellen is veel breder dan de argumentatie doet vermoeden.
Zonder vetorecht is doorvoeren van het medegezag voor ons absoluut onaanvaardbaar!!!!!.
Het via een omweg invoeren van stiefouderadoptie is onacceptabel.
In het nieuwe artikel 251 wordt voortaan gezamenlijk gezag van de beide ouders als
uitgangspunt gezien. Dit is een moreel juiste zaak. Maar gezien de tekst en de behandeling
in de tweede kamer moet worden gevreesd dat éen ouder die tegenwerkt het voor elkaar zal
krijgen het gezamenlijk ouderschap ongedaan te maken. Mieke v.d. Burg ( kamerlid PvdA)
heeft er hard op aangedrongen dat daarvoor eigenlijk geen redenen hoeven te worden
aangevoerd en de staatssekretaris heeft haar daar grotendeels gelijk in gegeven.
Mieke v.d. Burg vindt dat als je rechten regelt je het konflikt in huis haalt. Als een
moeder moet gaan aantonen dat de vader uit het gezag moet krijg je maar allerlei
ongewenste valse beschuldigingen die het konflikt verder opdrijven.
Eigenlijk zit daar nog al wat in. Als je tenminste die ouder vervolgens het gezag geeft
die zich wél in staat achtte om het gezag gezamenlijk uit te oefenen. Als je de tekst van
de kamerhandelingen erop naleest blijkt dat niemand zich over deze vraag heeft
uitgesproken. Iedereen nam wellicht als vanzelf aan dat de hardst rukkende ouder het
gelijk binnen mocht halen. Of was mevrouw van den Burg misschien gewoon erg slim en komt
straks de aap uit de mouw. Tot grote schrik van de volgende moeder die de vader ( of
andersom) uit het gezamenlijk gezag wil stoten.................
In de kamer werd enthousiast gereageerd op een mededeling van staatssekretaris Schmitz dat
inmiddels 25% van de ouders na scheiding gezamenlijk gezag houden. Dit blijkt echter een
fout te zijn. Op verzoek van ondergetekende wordt die inmiddels rechtgezet. Het werkelijke
cijfers is 17%. En daar vallen er weer een heleboel ( ook op heel korte termijn ) vanaf.
Uitbreiding van de mogelijkheden van juridisch ouderschap voor vrouwen, voorkeur
naamgeving voor vrouwen; een aantal onderwerpen die worden aangedragen onder de vlag van
emancipatie. Ook in de reaktie van de emancipatieraad vinden we dit soort zaken terug.
Kenmerkend is ongeveer de volgende gedachtengang;
Als het zo is dat vrouwen nog het grootste deel van de zorg van de kinderen doen, dan is
het ook niet nodig om faciliteiten te scheppen dat mannen dat meer gaan doen. Maatregelen
vormen dan een weerslag van de huidige situatie in plaats van een mogelijkheid tot
ontwikkeling.
De doelstelling van emancipatie beleid is immers; "Het bevorderen van de ontwikkeling
van de huidige maatschappij , waarin het sekseverschil waarin het sekseverschil nog in
zo'n grote mate is geïnstitutionaliseerd, naar een pluriforme maatschappij , waarin ieder
, ongeacht sekse of burgelijke staat, de mogelijkheid heeft gelijke rechten,
kansen,vrijheden en verantwoordelijkheden te kunnen realiseren" (
emancip[atiebeleidsplan 1985). Het lijkt ons dus juist de bedoeling dat mannen meer aan de
opvoeding gaan deelnemen.
De emancipatieraad vraagt in haar nota "Het afstammingsrecht en sociale
ouders"juist meer aandacht voor juridische regelingen voor vrouwen en gaat er geheel
aan voorbij dat de rechten van de biologische moeder ver uitstijgen boven die van de
biologische vader en dat voor erkenning door een juridisch vader , de toestemming van de
biologische moeder noodzakelijk is. Het komt ons voor dat de emancipatieraad emancipatie
verwart met belangenbehartiging van vrouwen. Zij schrijft immers het volgende;
"In de diskussie die tot nu toe over sociaal-ouderschap is gevoerd , wordt geen
speciale aandacht besteed aan het belang van vrouwen bij een goede juridische regeling
dienaangaande. Naar ons idee is dit wel nodig.
Het is immers aannemelijk dat de daadwerkelijke verzorging en opvoeding van kinderen meer
voor rekening komt van alleenstaande sociale moeders dan alleenstaande sociale vaders.
Verder is aannemelijk dat meer vrouwelijke dan mannelijke gelijkgeslachtelijke paren
kinderen binnen hun relatie opvoeden. Kinderen verblijven na echtscheiding immers veelal
bij de moeder. Daarbij bestaat ......... Voorbijgaan aan het feit dat vrouwen een andere
positie en andere belangen hebben dan mannen, draagt niet bij aan de emancipatie van
vrouwen."
Bijzonder wonderlijk....................
Proeve van een novelle
tekst
artikel 251 lid 2 wordt
Na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood blijven de ouders die
gezamenlijk het gezag hebben, dit gezamenlijk gezag uitoefenen, tenzij een van hen de
rechtbank verzoekt te bepalen dat de andere ouder alleen het gezag over het kind of een
van de kinderen toekomt.
Dit verzoek wordt toegewezen indien is aangetoond dat verzoeker het in het belang van het
kind niet mogelijk acht gezamenlijk het gezag uit te oefenen.
Art. 269 f wordt
Het valselijk, of op valse gronden verzoeken tot ontzetting uit de ouderlijke macht van
de andere ouder.
Toelichting;
Tot nu toe vindt in situaties waar ouders niet meer door een deur kunnen scheiding van een
ouder en het kind plaats. Degene die het verzoek doet blijft in het overgrote deel van de
gevallen het contact wel houden, diegene zal er immers voor gezorgd hebben de status quo
naar zich toe te trekken. Zo wordt in de regel de minst coöperatieve ouder in staat
gesteld haar problemen te projecteren op de andere ouder. Daarmee wordt in feite een
ontzetting uit de ouderlijke macht gecreëerd die niet onder de ontzettingsgronden van
artikel 269 B.W. is terug te vinden. In het licht van de eeuwenoude wijsheid dat je niet
aan een kind zou moeten trekken (Salomon) zou het slechts mogelijk moeten zijn dat een
ouder verzoekt zichzelf uit het gezag te ontslaan. En dat kan worden toegewezen als de
intentie daarvan is het belang van het kind te dienen. Het wordt dus niet toegewezen als
de bedoeling is zijn plichten als ouder te ontlopen.
Naast dit alles blijven de wettelijke ontheffings- en ontzettingsgronden bestaan. In de
systematiek van de ontzetting kan de ene ouder op grond van strak omschreven gronden
altijd verzoeken om ontzetting van de andere ouder. Wordt van deze mogelijkheid echter
misbruik gemaakt om de andere ouder te diskwalificeren op valse gronden (valse aangifte
van incest of mishandeling bijvoorbeeld), dan komt deze ene ouder op grond van de
voorgestelde toegevoegde ontzettingsgrond zelf in aanmerking voor ontzetting uit het
ouderlijk gezag.
Op boven voorgestelde wijze krijgt ontzetting weer zijn terechte juridische positie en
vindt er geen daadwerkelijke ontzetting plaats die geen ontzetting heet maar wordt wel
ontzetting toegewezen waar dat eigenlijk al jarenlang had gemoeten.
Passend hierbij een citaat uit het WOPP-S&O-rapport van de raad voor de
kinderbescherming:
"De toeëigening van een monopolie op de opvoedingsverantwoordelijkheid en op het
onderhouden van een relatie met het kind door de ene ouder, met uitsluiting van de andere,
gaat per definitie ten koste van het (toekomstig) belang van het kind." Het bestaan
van een belangenverstrengeling die nadelig is voor het kind, vormt in aanleg een ernstige
bedreiging voor het fundamentele recht van het kind op een gezonde en evenwichtige
ontwikkeling en uitgroei naar zelfstandigheid."
Dit staat overigens lijnrecht tegenover de opmerking van Staatssecretaris Schmitz op blz 7
van haar memorie van antwoord aan de eerste-kamercommissie voor justitie:
"Ook hier geldt dat waar twee vechten, twee schuld hebben."
Het slachtoffer is de band tussen de ontouderde ouder en het kind. De gezaghebbende ouder
draagt daaraan schuld.
Joep Zander
inhoudsopgave colofon tips & citaat mail links |
Last Updated http://vaderseenzorg.nl/teksten2.html : zie ook de andere pagina's |