persoonlijke site Joep Zander dossier publikaties Joep Zander

Het paternalisme voorbij; over de discriminatie van de vaderlijke zorg


In "Ruimte voor mannen In de hulpverlening, in de wetenschap, in de alternatieve hoek" Van Gennep Amsterdam 1999

ruimte.........
'Groot feest', vertelde Peter, 'de hele familie bijeen: moeders, vaders, kinderen. De moeders staan en zitten om een baby heen, die in een knuffelronde van arm tot arm gaat. Vcrderop in de kamer zit de rest: de vaders dus.' Die zaten dan natuurlijk over computers te praten, zei ik bijna, maar nee. dat bleek niet zo te zijn: ze zaten vertederd naar het tafereel te kijken. Totdat Peter zich hardop had afgevraagd waarom de kamer nu juist op deze manier in twee werelden verdeeld werd. Er volgde een moment van zelfonderzoek. 'Ik bleek te hebben gezegd wat alle mannen al zo'n beetje hadden aangevoeld. Dat het toch wel vreemd was dat alleen de moeders in een hoek een baby zaten te beknuffelen, want baby's knuffelen hoort natuurlijk ook bij vaders. De vader van de baby schoot wakker en mengde zich in het gebeuren. Op een gegeven moment hield hij waarachtig zijn eigen dochtertje in zijn armen.' Waarop de 'mater familias', de moeder van een van de moeders, kordaat opstond en het met de woorden: 'Al dat gedoe met dat kind, geef maar hier', letterlijk uit vaders armen trok.

Vaders moeten mee kinderen verzorgen en opvoeden, zo luidt een vaste eis van feminisme en bewindsvrouwen. Maar de meeste moeders willen niet (Lamb 1998). Lisette Thooft tekende op: 'Dan heb ik me bijvoorbeeld op zaterdag een rotje gewerkt om de boel schoon te krijgen, en dan komt ze thuis van "Goh wat is het hier lekker fris" en vervolgens gaat ze mijn keuken nog een keer soppen.' (Thooft 1995) Dat verzet blijkt het sterkst op het ogenblik van de (echt)scheiding. Hoe vaak de eis van een gelijke rolverdeling van man en vrouw ook klinkt, bij scheidingen wordt er op dat punt stelselmatig gezwegen. Dertig tot veertig procent van de huwelijken eindigt in een scheiding en bijna de helft van alle processen speelt zich af op het gebied van het familierecht. Eisen op het gebied van een gelijkere rolverdeling gaan over het combineren van arbeid en zorg, van arbeid thuis en arbeid buitenshuis of om het nog beter te zeggen: van zorg thuis en zorg buitenshuis. Die eisen verdienen steun. De maat van de arbeid moet worden aangepast aan de zorg. Vooral de zorg voor kinderen. Welke mechanismen verhinderen dat mannen ruimte krijgen voor die zorg?

De verloren verhalen van vaders

Vaders lijken in onze tijd nauwelijks indruk te maken. Wie kent nog de geschiedenis van Hatabi, een vader die een jaar lang voor het Parijse Paleis van Justitie op een bankje kampeerde om te protesteren tegen een rechtspraak die hem zijn kinderen afnam? Alleen een tegeltje bij dat bankje herinnert er nog aan. Hatabi ziet zijn kinderen nog steeds niet en niemand die er nog aan denkt. Wie herinnert zich nog de Nederlandse vaderorganisatie AVOM van Joop Props? Hoe deze op de hem eigen manier vaders en moeders inpeperde dat ze allebei belangrijk voor de kinderen zijn door ze gezamenlijk naar een bos bij Utrecht te rijden waar de moeders even werden afgezonderd zodat ook de vaders weer eens met de kinderen alleen konden zijn. Waar zijn de geschiedenissen gebleven van al die vaders die het dagelijks brood voor hun gezin in een fabriek verdienden? Van wie de grootste voldoening in het leven eruit bestond dat hun vrouw en kinderen niet naar die rotfabriek hoefden. Die als zij na jaren voorgoed de mijn of de fabriek uitkwamen, vol-gepompt waren met gif en stof. En waar zijn de geschiedenissen van de vaders uit nog eerdere tijden die ongehinderd door Staat, kapitalisme of moeder-ideologie gewoon thuis (mee) voor hun kinderen zorgden? B. Roberts onderzocht 18e-eeuwse brieven waarin twee broers elkaar over hun vreugde en zorg schreven bij geboorten en ziekten van hun kinderen: 'Het beeld van het vaderschap dat deze correspondentie tussen de gebroeders Van der Muelen oproept, wijkt aanzienlijk afvan de suggestie in adviesboeken uit die tijd, dat vaders afwezig zouden zijn. Deze twee vaders maakten zich grote zorgen over het welzijn van hun kroost. De boodschap moet voor gezinshistorici duidelijk zijn: vaders aan boord van zinkende schepen moeten ook worden gered!' (Roberts 1996) 'Ondertussen zijn kinderen al meer dan honderdvijftig jaar het domein van de vrouw. En hoe meer moeders geidealiseerd werden, des te noodzakelijker het werd hun negatieve kanten "af te splitsen" en ergens anders onder te brengen.' (Burgess 1997, p. 33) 'Dat leidde tot de opvatting dat alleen vrouwen onvoorwaardelijk recht hebben op een liefdevolle, intieme band met hun kinderen. Op duizenden manieren, die bij elkaar een soort "culturele samenzwering tegen het vaderschap" vormen, worden westerse vaders in een positie gemanoeuvreerd waarbij ze slechts zijdelings betrokken zijn bij het leven van hun kinderen/ (idem, p. 131) 'Moeders fungeren als wachtposten bij de kinderen, zij kunnen de relatie tussen vader en kind maken of breken. Moeders hebben vaak de macht in handen.' (idem, p. 170)

Hoe het al in de aanloop tot een scheidingsproces toegaat, werd aanschouwelijk gemaakt in het Britse televisieprogramma A Bad Time to Be a Man (1996): 'Een actrice die deed of ze wilde gaan scheiden en de zorg over het kind wilde hebben, zocht vier advocaten op. Ze vertelde hun dat ze sterk in haar beroep opging en dat haar partner het meest voor het kind gezorgd had. Ook bekende ze een buitenechtelijke relatie te hebben gehad. Tegelijkertijd bezocht een acteur die de vader speelde vier andere advocaten. Ook zijn verhaal kwam erop neer dat hij de meest verzorgende ouder was geweest en zijn vrouw trouw was gebleven, maar dat zij een verhouding met een ander had gehad. Alle advocaten adviseerden de vrouw aanspraak te maken op de zorg en suggereerden haar bovendien dat ze er goed aan zou doen het 'geweldsargument' uit te spelen, al had ze zelf duidelijk gezegd dat er van geweld geen sprake was geweest. De vader werd verzekerd dat hij geen schijn van kans maakte om de zorg over zijn kind te krijgen.' (Burgess 1997, p. 251)

In West-Europa verliezen zo'n veertig tot vijftig procent van de kinderen na een scheiding na enige tijd alle contact met hun vader (Griffith en Hekman 1985, Regierungsentwurf Kindschaftsrecht 1996, C.Villeneuve-Gokalp 1998, Institut National d'Etudes Démographiques 1994). Een onthutsend percentage. Zo onthutsend dat het voor Nederland onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Justitie radicaal werd ontkend (B&A Groep 1996). De gedachte aan Orwells 1984, waarin gegevens aan het verlangen van autoriteiten worden aangepast, laat zich moeilijk onderdrukken. Heeft de wet van l januari 1998 vaders dan geen gelijk ouderlijk gezag na echtscheiding gegeven, zodat zij hun recht op omgang nu beter kunnen verdedigen? Jawel, maar een ouder kan de rechtbank nog altijd verzoeken het ouderlijk gezag alleen te mogen uitoefenen (art. 251.2 BW). En rechtbanken hebben sterk de neiging zonder meer aan zo'n verzoek te voldoen als het gedaan wordt door de 'zorg'ouder (lees: de moeder) die de status-quo naar zieh toegetrokken heeft (Bönnekamp 1988).

'Maar vaders willen toch zelf niet...

De gemiddelde zorgtijd die vaders aan kinderen besteden, neemt met twee procent per jaar toe (Sociaal-Cultureel Planbureau 1997). En dat terwijl zorgen voor kinderen en je dus aan hen hechten voor vaders gemakkelijk een 'losing game' is en 'losers' in onze wereld niet hoog worden aangeschreven. Veel vaders beginnen er maar liever niet aan, en die wel durven. ontdekken wat het vaderschap al zo'n anderhalve eeuw allemaal heeft gemist. Zij ontdekken ook nog iets anders: zorgen tijdens huwelijk of relatie geeft een vader geen zorgrecht bij scheiding. De rechtspraak zal (behoudens bij alcoholisme en dergelijke) de dagelijkse zorg bij na nooit aan de moeder die daarom verzoekt, weigeren. Vaak zelfs niet aan de moeder die met achterlating van de kinderen wegliep en hen veel later toch weer wilde hebben. Het feit dat men een zorgende vader was, kan zelfs een nadeel zijn om na scheiding voor voortgezette zorg in aanmerking te komen (Hooymans 1997). Betere kansen heeft de vader die zich op een carrière stort en een goede vriendin heeft die als huisvrouw voor de kinderen wil zorgen (Bönnekamp 1988).

De vertaalslag

Taal is een belangrijk huipmiddel om situaties te veranderen. Zo is 'pappa' soms een beter woord dan 'vader’ omdat het internationaal is en het de emotionele band tussen vader en kind meer benadrukt, terwijl het woord vader vooral bij de vrouwenbeweging meer met de gezagsrelatie geassocieerd wordt. Loyaliteitsmisbruik is een goede omschrijving voor die situaties waar een kind door de ene ouder stelselmatig van de andere wordt vervreemd. Hoefnagels typeert het probleem als 'de ongeschreven misdaad van deze eeuw’ (Hoefnagels 1994). Taal kan ook misleiden. Hoe gemakkelijk gebruikt men niet het woord 'ontvoering' als een vader met zijn kind de gezinswoning ontvlucht, terwijl als moeder hetzelfde doet, zij met de kinderen in een blijfhuis 'hulp vindt'. Ondertussen krijgt zij bij de rechtbank een 'voorlopige voorziening', waar niets voorlopigs aan is want inhoudelijk wordt deze voorziening vrijwel nooit meer gewijzigd. Dat zowat de helft van de echtscheidingskinderen later alle contact met hun vader verliest, wordt omschreven als dat zij 'door hun vaders in de steek gelaten worden' (bijvoorbeeld Van der Sman 1998). Advocaten zullen om hun zaak te winnen, eventueel liegen (Spong 1998), ook wanneer het om een kwetsbare ouder-kind-relatie gaat. Veel vaders hebben hun verontwaardiging moeten verbijten bij valse voorstellingen als 'achtervolgen' (het kind opzoeken), 'lastigvallen' (er even mee praten), 'telefoon misbruiken om het omgangsrecht te verlengen' (opbellen) enzovoort. Algemener nog is de neiging om de scheiding tussen vader en kinderen globaal af te doen als een 'echtscheidingsprobleem', terwijl het voor de meeste vaders een vader-kind-scheidingsprobleem is, waar de (echt)scheiding slechts een aanleiding toe was.

De oorlogswerking van verkeerde interpretaties

In het familierecht is liegen norm geworden. Onder het mom van 'geen waarheidsvinding' wordt niet alleen de materiële werkelijkheid genegeerd, zij wordt ook waar het zo uitkomt vals voorgesteld. 'Overigens merk ik op dat een onderzoek niet is gericht op waarheidsvinding', schreef de secretaris-generaal van het ministerie van Justitie in antwoord op een verzoek om welbewuste leugens van ambtenaren te ontzenuwen (Zander 1997). Tot in de politieke en publieke discussie over het familierecht toe overheerst niet-beargumenteerde, gevoelsmatige voorkeur boven waarheidsvinding. Dat geldt ook voor de rechtspraak. Een voorbeeld uit vele: louter omdat de moeder, en via haar ook de kinderen, de vader als bedreigend ervoeren, meende de president van de Rechtbank in Almelo een straatverbod tegen hem te kunnen instellen (Vonnissen Rechtbank Almelo 1995), zonder onderzocht te hebben of er inderdaad van bedreiging sprake was. Zelfs de omgang tussen vader en kind wordt met het afwegen van emoties toegestaan of ontzegd. De moeder die deze omgang niet wil krijgt haar zin op grond van haar emotionele waarheid. Noodzakelijk is dit niet: de wetgever zou een stelsel van verplichte bemiddeling kunnen opzetten (Gardner 1992). 'Nu betaalt het kind het gelag, voor een moeder die niet in staat is haar eigen probleem, namelijk de wens om de ex-partner onvoorwaardelijk uit haar leven te bannen, van het kind gescheiden te houden. Aan dit onvermogen wordt het kind opgeofferd (...) Als wij ons werkelijk aan de Grondwet willen houden, waarin niet moeders, met hun misschien begrijpelijke beperkingen en angsten, maar de belangen en rechten van kinderen beschermd worden, dan moet de Staat al het mogelijke doen om dit geestelijk misbruik van kinderen te verhinderen. Als de Staat het niet doet, dan zal niemand het doen.' (Jopt 1993) Door het ontzeggen van omgang zonder dat er problemen tussen vader en kind hoeven te worden aangetoond, wordt de moeder in een waan gelaten. En maatschappelijk gezien wordt 'het moederschap' in een waan gelaten. In werkelijkheid zijn vaders wel degelijk toegerust om kinderen op te voeden (Christoffersen 1995, Doornenbal 1996). Maar zij krijgen daar, vooral na scheiding, niet de ruimte voor. De wet zou mannen die ruimte moeten geven. Een oplossing zou zijn dat rechtbanken de omgang met een ouder alleen nog zouden mögen ontzeggen vanwege een kinderbeschermingsmaatregel (ontzettingsgrond) en niet, zoals nu, op verzoek. En als ook de vrouwenbeweging mannen die ruimte zou willen geven. Honderdduizenden kinderen zijn van hun ouders, grootouders of andere familieleden vervreemd. Als we dat gezamenlijk onder ogen zien, hoeven we misschien wat minder de als 'oorlog' (Opzij febr. 1998) omschreven strijd te voeren over wie nu wel of niet voor de kinderen wil of kan zorgen.

Kinderen beschermen

Ons prive-leven is mede staatsdomein geworden en in de controle van dat domein zijn de Raden voor de Kinderbescherming pregnant aanwezig. Ze vormen een machtsfactor van belang: vaste adviseur van de rechter in alle zaken van familierecht, met een wettelijk 'geregelde' positie. Dat geregeld is meer theorie dan praktijk. Volgens de Raad zelf hoeft zij zieh niet te storen aan de Wet op de Persoonsregistraties en weigert zij zich te laten toetsen op de naleving van artikel l van de Grondwet (de werking van de Algemene Wet Gelijke Behandeling). De Raad heeft de naam van kinderdief. 'Opgepast, deur op het nachtslot, alarm op scherp en de bijl gewet. Moeder ga voor je kindje staan, daar komen de kinderbeschermers aan.' (De Swaan 1997) Het is een rake typering van het volkssentiment over de Raad. Een volkssentiment waarin overigens de moeder als het meest markante slachtoffer wordt gezien. Redenen om vaders verder contact met hun kinderen te onzeggen zijn: vader is egocentrisch, vader is te veel bezig met rechtvaardigheid, vader is te progressief, vader zong liedjes met zijn kinderen en rijdt op een bakfiets, vader belt of faxt te veel met de Raad en dat is slecht voor de rust van het kind. Nog erger wordt het als de vader gedreigd wordt zich koest te houden, omdat hij anders zijn kinderen niet meer mag zien. Of dat hij om zijn kind te zien in therapie moet, omdat hij moet afleren zorgvader te zijn. Vaders zijn heel kwetsbaar voor dit soort chantage maar er zijn slechts weinigen die de moed hebben, er iets tegen te doen (Zander 1997). Advocaten weten dit ook, maar de meesten zullen hun client ervan weerhouden een klacht of aangifte tegen de Raad in te dienen. Wanneer de klacht wordt doorgezet, is de behandeling vaak schandalig. Soms valt uit de schriftelijke uitspraak van de klachtencommissies niet eens meer op te maken waar de klacht over ging. Juist ernstige klachten worden vaak niet gememoreerd: het zou de minister eens op kunnen vallen. Minder ernstige klachten worden op duistere wijze ongegrond verklaard. Alleen uitzonderlijke gevallen (de Raadsmedewerker is niet meer te handhaven) en heel mineure klachten worden toegewezen, maar vervolgens wordt hun bestaan verzwegen (Jaarverslag Nationale Ombudsman 1996, 1997). De Nationale Ombudsman heeft na veel soebatten toegegeven dat hij geen klachten tegen de Raad voor de Kinderbescherming kan behandelen (Jaarverslag Nationale Ombudsman 1997,1998).

Het ergste wat een vader kan overkomen is een valse beschuldiging van mishandeling, incest of stalking. Of de beschuldiging juist is of niet, doet voor de kinderrechter niet ter zake. Er gaan maanden overheen voordat de strafzaak behandeld is (als er al aangifte is gedaan) en er is dan al zo veel onrust ontstaan dat het kind vaak niet meer naar de vader wil of kan. De oorzaak van de onrust doet er wat Justitie betreft niet toe: bij omgangsonderzoek gaat het immers niet om waarheidsvinding. Als de vader dan ook nog zegt dat de moeder onrust gestookt heeft, wordt de vader verweten, de moeder te diskwalificeren en kan het volgens de Kinderbescherming met de omgang helemaal nooit meer wat worden.
Het klinkt progressief om kinderen inspraak te geven bij de keuze voor een ouder en het spreekt vanzelf dat er serieus naar kinderen geluisterd moet worden. Maar het is onjuist om hen voor een keus tussen twee sterke loyaliteitsgevoelens jegens hun primaire opvoeders te stellen. Jonge kinderen die zo'n keus moeten maken, kiezen voor de ouder waarvan ze rechtstreeks afhankelijk zijn. Wat oudere kinderen kiezen vaak voor een situatie waarin ze contact met beide ouders denken te kunnen houden. Ze willen bijvoorbeeld bij de moeder wonen omdat ze bang zijn dat die hen laat vallen als ze voor de vader zouden kiezen, terwijl dat in hun gedachten omgekeerd niet het geval is. Bekend is het geval van een kind dat op het Jongerenadviescentrum voor de vader koos, maar bij de Raadsmedewerker voor de moeder. Je mag kinderen niet verantwoordelijk maken voor een keus die links- danwel rechtsom naar een afgrond kan leiden.
De Raad voor de Kinderbescherming omgeeft zich steeds meer met interne en externe gedragsdeskundigen die veel moeite doen het gerommel met kinderen (geestelijke mishandeling en chantage) aannemelijk naar buiten te brengen. Voor de externe deskundigen gelden gedragsregels, die in de praktijk echter niet te controleren zijn of met uitvluchten ('Wij zijn geen externe deskundige, wij zijn informant') ontdoken worden. Nadat de tuchtcommissie van het Nederlands Instituut voor Psychologen enkele jaren geleden een psychologe had berispt (Zander 1997) omdat zij haar rapport op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming achteraf had bijgesteld, zijn de kijkgaatjes dichtgestopt. Tot in de klachtencommissies toe zitten mensen die zelf bij een zaak betrokken kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld een co-president van de Rechtbank te Zwolle die een coördinerende verantwoordelijkheid voor familiezaken had en bovendien plaatsvervangend voorzitter van de klachtencommissie Kinderbescherming was. zonder dat dit tijdig in zijn nevenfunctieregister vermeld werd. De visie van externe en interne deskundigen van de Raden voor de Kinderbescherming is soms regelrecht discriminerend voor vaders. Zo wordt gesteld dat het uit het zicht verdwijnen van een vader - ook van een vader die het grootste deel van de zorg deed - geen gevolgen zou hebben voor een kind van onder de vijf jaar (Zander 1997).
Uit onderzoek blijkt iets anders. In Denemarken werden 1200 kinderen tussen drie en vijf jaar onderzocht, die door hun vader werden grootgebracht. Die vaders deden het niet alleen uitstekend in de directe opvoedingsrelatie maar zij waren ook beter in staat de moeder als opvoeder naast zich te dulden dan andersom het geval was (Christoffersen 1995).

Moeders worden geholpen. vaders gestraft

Hiervoor is al gezegd dat een vader uitsluitend op verzoek van de moeder en zonder waarheidsvinding een preventief straatverbod opgelegd kan krijgen. Op overtreding daarvan staat gijzeling (dat wil zeggen civielrechtelijke 'gevangenisstraf'). Sommige vaders blijven ook dan nog hardnekkig contact met hun kinderen zoeken. De anti-stalkingbeweging ageert daartegen. In plaats van zich uit te spreken voor een onbelemmerde omgang tussen vader en kinderen, worden strafrechtelijke maatregelen tegen deze vaders bepleit. Media dragen bij tot hysterische beeldvorming. Eind 1997 werd zo'n 'stalker' zelfs neergeschoten waarbij media [de Volkskrant, Barend en Witteman) het voor de daderes opnamen. Later bleek dat de getroffen man tijdens zijn huwelijk een tijdlang zorgvader was geweest (Last 1998) maar na scheiding aanvankelijk geen omgang met de kinderen kreeg. Escalerend geweld en valse beschuldigingen liepen ten slotte uit op deze, noem het 'civielrechterlijke vaderexecutie'. De daderes kreeg ruim een jaar gevangenis. De Officier van Justitie, die de straf te laag vond, ging meteen in beroep en dat kwam in alle media. Niet in de media kwam dat hij het beroep weer stilletjes introk. De vader, die de aanslag nauwelijks overleefde, heeft zijn kinderen sindsdien vrijwel niet meer gezien.
In Frankrijk zitten zevenhonderd vaders in de gevangenis omdat ze geen alimentatie willen betalen. Ze kunnen betaling niet als zorg voor hun kinderen ervaren als ze die nooit meer te zien krijgen. Geld voor hun kroost verdienen beschouwen de meeste vaders als voor hen zorgen: zij kunnen het ook niet helpen dat de draaibank of het schrijfbureau niet, zoals de afwasmachine, in de gezinswoning staat. Na een scheiding is het beetje zorgrelatie dat ze met hun kinderen mochten hebben, geperverteerd tot alimentatiebetaling. Niet-betalen van alimentatie is in veel landen strafbaar. Ook het niet-nakomen van de omgangsregeling is strafbaar maar dat leidt er zeker niet toe dat veel moeders in de gevangenis zitten of dat omgangsregelingen beter worden nagekomen. Dat heet discriminatie in het seponeringsbeleid (Gardner 1992, Farrell 1993). Juridische discriminatie komt niet alleen in Frankrijk of Amerika voor. Ook in Nederland moet een vader, die door de moeder lichamelijk belaagd wordt, niet denken dat hij daar aangifte van zou kunnen doen die tot vervolging leidt. Dat vindt de Officier van Justitie te privé en heeft 'dus' geen prioriteit. Als moeders zoiets te melden hebben over vaders, kan er zelfs nog wel wat strafwetgeving bijgemaakt worden (wetsvoorstel-stalking).

Help!

De hulpverlening is sinds jaar en dag toegesneden op vrouwen en moeders. Dat heeft ook te maken met de 'ik los het zelf wel op'-mentaliteit van mannen. Maar ondertussen is de toestand wel zo dat het voor mannen moeilijk is om sowieso hulp te krijgen. De telefoons van ouderorganisaties staan dagelijks roodgloeiend van vaders in de problemen. Tijdens de honger-staking van een van de auteurs van dit artikel (Joep Zander) in 1995 kwamen er honderden vaders bij hem langs. Maar bij de reguliere hulpverlener komen ze niet. Illustratief is de manier waarop veel thuiszorginstellingen werken. Thuiszorg is een belangrijke toegangspoort tot de zorg. Zeker 98 procent van de ouders komt met de thuiszorg in aanraking: zwangerschapsgymnastiek, kraamzorg, consultatie. Vaders zijn hierbij dikwijls ongewenst. De afdeling Ouder en Kindzorg van Besloten Vennootschap Thuiszorg Drenthe adviseerde de Raad voor de Kinderbescherming, zonder argumentatie en zonder de vader zelfs maar gesproken te hebben. zijn kind niet naar vader te laten gaan: deze was immers 'geen contractpartner' van de vennootschap. Ook thuiszorginstellingen en Riaggs zien er soms geen been in om valse beschuldigingen die in een therapie boven komen drijven, als een vorm van realiteit te beschouwen en op grond daarvan de Raad voor de Kinderbescherming te adviseren kinderen bij de vader weg te houden en/of naamswijziging door te voeren (Klachtenbehandeling Landelijke Klachtencommissie Thuiszorg 1998). Gelukkig zijn er andere voorbeelden: er zijn ook maatschappelijk werkers die hun nek uitsteken om vaders meer ruimte te geven. Al moeten zij en hun instellingen daarvoor wel heel wat druk van de Raad voor de Kinderbescherming weerstaan.

Rechters en advocaten

Rechters zijn er om de wet toe te passen. Voor 1990 wilden rechters aan de moeder geen omgangsrecht tussen vader en kind opleggen omdat dat niet expliciet als een recht in de wet stond. En hoewel dat nu wel het geval is (art. 377 BW), leggen ze toch nog steeds geen omgang op. Want: 'Een omgangsregeling heeft alleen kans van slagen als er sprake is van een zekere verstandhouding tussen beide ouders. Zoniet dan zal de regeling vroeg of laat toch noodgedwongen worden beëindigd.' (Van der Vinne 1998) Deze opvatting is onder rechters algemeen, maar vindt geen enkele steun in de wet. Ook de openbaarheid van uitspraken, een grondbeginsel van de rechtstaat, wordt in het familierecht niet toegepast (Zander 1998). De malste vertoning is het bestaan van formulieren waarop alvast is voorgedrukt dat de moeder het gezag krijgt (Zander 1997). Geen wonder dat vaders niet snel het initiatief tot een scheiding zullen nemen (ongeveer een kwart van de gevallen). Geen wonder ook dat advocaten de vader afraden de zorg te vragen. Advocaten zien vaders vaak als alleen maar een bron van inkomsten. Werkelijke inzet voor belangen wordt eerder aangetroffen bij de gespecialiseerde vrouwenadvocatuur. Daar wordt bij een procedure die erop gericht is de vader uit de weg te krijgen, vaak een incest-beschuldiging uit de kast gehaald: dan wordt de omgang altijd gestaakt (Zander 1997). In een discussie met een vice-president van de Rechtbank in Arnhem, een voorstander van openheid van het rechtssysteem, ging het over nevenfuncties van rechters. Het was opgevallen dat veel vrouwelijke familierechters bestuurslid zijn van de Soroptimisten. 'Zoudt u in familiezaken rechtspreken als u bestuurslid zou zijn van bijvoorbeeld de stichting Dwaze Vaders?' werd er gevraagd. 'Nee', was het antwoord, 'want dat is een belangenorganisatie.' De hoofddoelstelling van de Soroptimisten is het opkomen voor belangen van de vrouw.
Veel advocaten willen voor alles dat hun client zich ter zitting rustig houdt. De meeste vaders worden radeloos als ze aan voelen komen dat ze hun kinderen misschien nooit meer zullen zien. Maar ook als hij rustig blijft, zai dat de vader niet veel helpen. De zitting gaat niet langs feiten maar langs gevoel. Het is helemaal niet zo ongewoon als de rechter, zich verloren voelend tussen zoveel emotie, overgaat tot liegen of valsheid in geschrifte (Sociale Databank Nederland 1998).

'Wij kunnen ons niet met alle privé-zaken bemoeien' .

De politiek schept optische regelingen die schijnzekerheden bieden. Een tweede voorbeeld hiervan, naast het gelijke gezag dat niet wordt toegekend, is de wet (eveneens ingegaan op 1 januari 1998) die bepaalt dat een vader een buiten het huwelijk geboren kind voortaan mag erkennen als de rechter het goedvindt (art. 204 BW). Voorheen kon dat alleen met toestemming van de moeder. Maar in feite blijft de vader afhankelijk van de wil van de moeder, want de wet stelt tevens dat hij moet aantonen dat erkenning van het kind niet indruist tegen 'de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind'. Een moeder die de vader niet bij de opvoeding van het kind wil betrekken, kan natuurlijk altijd verklaren dat erkenning haar verhouding tot het kind zou storen.
Storen is per definitie een subjectief begrip, als je wilt dat iets stoort, stoort het ook. De wet is trouwens in strijd met artikel 9 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind dat door Nederland geratificeerd is. Het verdrag erkent als reden om een kind van een ouder te scheiden, slechts de 'best interests of the child' en dat is heel iets anders dan de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding. Het is een slechte zaak dat wordt vastgehouden aan het opvoedings- en verzorgingsprimaat van de moeder: dit soort opvattingen is door de emancipatie achterhaald. Een onbelemmerd recht van de vader om zijn kind te erkennen, zou een ommekeer kunnen markeren waarbij de moeder niet meer vanzelfsprekend als de eerstverantwoordelijke voor de opvoeding wordt gezien. Contact tussen kinderen en hun vader dient geen gunst van de moeder te zijn, maar een grondrecht waar niet alleen de vader maar ook het kind zich op kan beroepen. Wat sommige politici ook mogen beweren, de wet bemoeit zich wel degelijk met privé-zaken, en nog wel op een nodeloos repressieve manier.

Rebbelaars en tijdbommen

De breuk met hun kinderen heeft op vaders meestal een rampzalige uitwerking. Sommige vaders begaan zelfdoding, soms nadat ze ook hun kinderen hebben gedood. In de eerste maanden van 1997 was er een reeks van deze gevallen, wat grote onrust teweegbracht. Volgens een bekende echtscheidingsrechter zijn er zo'n honderd gevallen van vaderzelfmoord per jaar (Van Schooten 1997). Een kenmerkende traumareactie is die van de 'rebbelvader': een vader die te pas en te onpas zijn gal blijft spuien over alles wat hem en zijn kinderen is aangedaan. Daarmee wordt wel stoom afgeblazen maar het blijft ongerichte communicatie. Moet dit soort trauma's behandeld worden? 'Moet ik een uitgestoten ouder helpen zich geestelijk van zijn kind los te maken terwijl dat kind misschien maar een kilometer van hem afwoont? Ik weet het niet. Ik wil er ook niet over nadenken welke technieken men zou kunnen ontwikkelen om de mensenminachtende werkelijkheid tot op zekere hoogte draaglijk te maken.' (]opt 1993) Hier moeten mannen voor zichzelf meer ruimte maken: solidarisering, contacten leggen, een positief zelfbeeld creëren, agressie kanaliseren in gerichte activiteiten, proberen na te denken over opiossingen. 'In het richten op een doel'. schreef Bastiaans, die concentratiekampslachtoffers behandelde, 'kan geactiveerde ofgestuwde agressie in positieve zin worden gereguleerd. In het Latijn betekende het woord aggredo. waarvan ons agressiebegrip is afgeleid. aanvankelijk het in positief opzicht benaderen van een mens, een taak of een doel.' (Bastiaans 1986) Loyaliteitsmisbruik Ook voor kinderen kan de weerslag van een breuk met de vader zeer ernstig zijn. In Nederland is onderzoek gedaan naar de gevolgen op korte en middellange termijn. Over ernstige gevolgen op de lange termijn bestaan uitvoerige gegevens uit Amerika. Het opmerkelijke werk van Gardner, waarin ontvadering als een medisch syndroom en als een probleem van de geestelijke volksgezondheid wordt behandeld (Gardner 1992), is niet in het Nederlands vertaald en nog te weinig bekend.

Salomonsoordeel en Gordiaanse knoop

Hoe zou de spreekwoordelijk wijze koning en rechter Salomo oordelen over een vader en een moeder die om hun kind twisten? In de bijbel staat alleen hoe hij met veel mensenkennis een twist beslechtte tussen een echte en een onechte ouder. Juristen lijken dit verhaal soms te verwarren met dat van Alexander de Grote en de Gordiaanse knoop: een onontwarbaar probleem dat snel doormidden gekliefd werd. Denken rechters misschien dat zij gelijk Salomo handelen door het ouderpaar klievend te verdelen in een 'echte' en een 'onechte' ouder? Salomo wilde niet klieven maar dreigde daar alleen mee. Toen het zwaard boven het kind hing, trok de vreedzaamste ouder zich terug en kreeg daardoor het ouderschap. Recht doen is niet het snel doorhakken van knopen, wijsheid is dat de rechter de vechtlustigste ouder niet de zorg geeft. Dat brengt ouders naar elkaar toe. De huidige praktijk is daarvan vaak het tegendeel: een vreedzame ouder mag nog geen groet of kaartje aan het kind overbrengen. Het kind mag zijn naam niet meer gebruiken. Het kind wordt hier diep in zijn belang geraakt: zijn band met de vader. Ook de vader wordt ernstig verwond. Vaders die hebben bewezen minstens evenveel respect voor het gezamenlijk ouderschap op te brengen als de moeders, verdienen steun en afschaffing van vaderschapsdiscriminatie. Hun kinderen verdienen meer vader.

Over de auteurs

Rob van Altena (1931) kon zijn werk voor een uitgeverij thuis doen en zorgde het meest voor de twee dochtertjes. Niemand had daar veel op aan te merken, maar toch kreeg de buitenshuis werkende moeder door rechters-gewoonte na een zitting van zeven minuten en zonder motivering de kinderen toegewezen. Twee jaar later werd na een lukrake beschuldiging ook het schamele bezoekrecht geschrapt.

Joep Zander (1952) is kunstenaar en sociaal-pedagoog. Hij is o.a.voorzitter van het Vader+Kind-Centrum Nederland en adviseur van de Stichting Kind en Omgangsrecht. Hij publiceert met name over recht en ouderschap. Hij adviseert vaders die in de problemen komen omdat ze niet als volwaardig verantwoordelijke ouder worden geaccepteerd. Zijn dochter Rosa mag hem van de Raad voor de Kinderbescherming niet zien omdat hij zich volgens de Kinderbescherming te veel als progressieve zorgende vader profileert. Hij is verder nog de trotse zorgende vader van zijn zoon Joshua.


tegenvoetsporen mail mij zoek op deze site vaders en zorg ik vader klik hier voor dossier publikaties Joep Zander internetkunstdossier van Joep Zanderhomepage Joep Zander
klik hier! >>

 
Last Updated http://joepzander.nl/rvm-tekst.htm : zie ook de andere pagina's. © siteontwikkeling en beeldrecht Joep Zander Logo Beeldrecht