Met enthousiasme breken staatssecretaris Verstand en in haar
kielzog congressen en organisaties zich het hoofd over het vergroten van
de huiselijke betrokkenheid van vaders bij hun kinderen. In Nieuw Zeeland
is net een wet (Shared Parenting Bill) in behandeling geweest die de
halfomhalf-verdeling van de zorg als uitgangspunt nam. Ook in Nederland
pleiten mannen voor gelijke zorgrechten en het recht om zorgovereenkomsten
aan te gaan.
Het oplossen van conflicten daarover kan beter binnen de eigen sociale
context plaatsvinden dan binnen een grofmazig en slecht opererende
staatsinterventie. Het respecteren daarvan zou een beloning vormen voor de
moed om meer sekse-gelijkwaardige zorgarrangementen overeen te komen.
Daarmee zou de achterstand van vaders in de directe zorg voor hun kinderen
kleiner kunnen worden.
Nieuw Zeeland is al lange tijd voorloper op het gebied van gelijke
behandeling van beide seksen. Zo heeft het als eerste in de wereld in 1893
vrouwen kiesrecht gegeven. In Nederland gebeurde dat pas in 1919.
Inmiddels loopt Nieuw Zeeland voorop in de discussie over wettelijk
zorgrecht voor beide ouders met het recente wetsvoorstel Shared Parenting
Bill van parlementslid dr. Newman. Ook in andere opzichten loopt Nieuw
Zeeland voorop in de vernieuwingen van het familierecht.
De integratie van de traditionele Maori-cultuur en de nieuwere blanke
cultuur heeft in 1989 een van haar hoogtepunten bereikt met de opname van
de Family Group Conference (FGC) in de Children Young Persons and their
Family’s Act. Zoals in vele traditionele culturen is de rol van de
extended family (groot-familie) ook voor de Maori’s aanzienlijk groter dan
in vele westerse culturen. Datzelfde geld ook voor de rol van directe
leefomgevingen zoals het stamverband. Met de wet van 1989 werden de
constructieve mogelijkheden van de omgeving voor het oplossen van
familieproblemen geregenereerd en ook binnen de blanke (pakeha-)cultuur
ingebracht. Deze ontwikkelingen hebben niet alleen deels succes gehad,
maar hadden ook een geweldige internationale uitstraling. Ook in Nederland
houden veel organisaties (bijv Family-Continuity International) zich bezig
met het implementeren van de beginselen van de familieraad.
In 1999 kwam een groep vaders uit diverse landen van de wereld bij
elkaar in het Franse plaatsje Langeac. Daar bespraken ze de uitgangspunten
voor een vernieuwende en rechtvaardige zorgverdeling en het
familierechtelijk kader daarvoor. Belangrijkste uitgangspunt werd het
recht op een standaard halfomhalf verantwoordelijkheids- en zorgverdeling.
De zogenaamde Declaration of Langeac on Equal Parenting heeft in Nederland
een vruchtbare voedingsbodem gevonden bij ouderorganisaties. Ook de
opwaardering van de eigen verantwoordelijkheden van ouders ten opzichte
van de staat was een belangrijk motief daarvoor.
Hoewel de FGC nog weinig lijkt te betekenen voor de oplossing van
conflicten tussen ouders over de verdeling van de zorgtaken is het zaak
dit model serieus te onderzoeken op mogelijkheden die het ook in die
situatie biedt. In de meeste westerse landen, inclusief Nederland,
vertegenwoordigen onderlinge contracten van burgers over de zorgverdeling
nul en generlei waarde. Zelfs in Nieuw Zeeland is de autonomie van ouders,
extended family en betrokkenen beperkt door een indringend vetorecht van
de kinderbescherming. Ook de institutionele opdringerigheid van sommige
hulpverleners bedreigt in de praktijk de autonomie van de familie en
daarmee de ontwikkeling van oplossingen.
Als we de FGC ontwikkelen tot een modern instrument in de westerse
maatschappij dan moeten we niet alleen de traditionele en intercultureel
gekende mogelijkheden tot conflictbeslechting gebruiken, maar ze ook in
een vernieuwende context plaatsen. De inbreng van andere derden uit de
sociale context van de ouders zou vergroot kunnen worden. Daarnaast is
enige relativering naar de omvang van de betrokken extended family op zijn
plaats. Daadwerkelijke betrokkenheid zou een rol moeten spelen.
Het zou goed zijn een systeem te ontwikkelen dat ouders stimuleert om
uitvoerigere rechtsgeldige overeenkomsten met elkaar aan te gaan over de
zorg en de verantwoordelijkheid voor hun kinderen. Deze overeenkomsten
zouden ook passages moeten bevatten over conflictbeslechting. Ouders
kunnen ook de kaders van hun conflictbeslechting zelf kiezen, daarbij
rekening houdend met de mogelijkheden en verplichtingen naar de extended
family. Dit kan bijvoorbeeld resulteren in de keuze van een eigen
arbitragecommissie die in zijn samenstelling een uitdrukking is van de
zelfgekozen context. Zo hoeft minder te worden teruggevallen op de
instellingen van de rechtsstaat die dikwijls niet de fijngevoeligheid, het
inzicht of de intrinsieke competentie hebben om in te grijpen in
ouder-kindrelaties.
Het zal niet altijd eenvoudig zijn vooruitgangsdenken en emancipatie te
verbinden met interculturele en historische inzichten en tradities. Ook in
Nieuw Zeeland beek dat dit jaar toen de president van Nieuw Zeeland geen
feestrede mocht houden ter gelegenheid van het verdrag tussen Blanken en
Maori’s (Waitangi) omdat een vrouw niet welkom is in traditionele Maori
gemeenschapshuizen. Het bleek ook uit het gemak waarmee zogenaamde
vooruitstrevende partijen (groenen en socialisten) hun steun aan de Shared
Parenting Bill onthielden.
Misschien is Nederland wel een heel geschikt land om juist in die
verouderde waterscheiding tussen traditioneel en vooruitstrevend nieuwe
geulen te graven en daarmee een einde te maken aan de dehumanisering van
ouder-kindrelaties en de ongelijke verdeling van de huiselijke zorg.
Joep Zander, pedagoog en kunstenaar