papa.nl.nu-dossier
All truth passes
through three stages:
First, it is ridiculed.
Secondly, it is
violently opposed.
Thirdly, it is accepted as self-evident.
Arthur
Schopenhauer (1788-1860)
Waarheidsvinding is een principe van beschouwing en onderzoek dat feiten belangrijker of op zijn minst gelijkwaardig acht aan ervaring of opportuniteit.
Dit principe speelt een rol in allerlei vormen van onderzoek; als politieonderzoek, wetenschappelijk onderzoek en deskundigenonderzoek ten behoeve van rechtbanken.
In het algemeen wordt de zin van het zoeken van de waarheid niet betwist. Wel vindt discussie over de aard en zin van dit principe plaats in het kader van sociaal onderzoek zoals dat door gedragswetenschappers wordt gedaan.
Zo is de plaats van waarheidsvinding in onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, zelf weer, onderwerp geweest van onderzoek. Ook in het onderzoek naar onderzoeken speelt de kwestie van waarheidsvinding een grote rol.
"Moeder ervaart vader als een bedreiging, de kinderen ook; conclusie geen omgangsregeling" is een bekende vorm van redeneren in kinderbeschermingscasuistiek. Dat moeder dit ervaart kán ze gezegd hebben, dat kán weer betekenen dat dit haar ervaring beschrijft, en het zou kunnen betekenen dat de vader iets bedreigends heeft gedaan. Tussen deze drie mogelijke constateringen staan drie momenten van waarheidsvinding; a. Is opgeschreven wat gezegd is, b. Beschrijft het gezegde de emotie van de moeder in kwestie. c. is deze emotie een gevolg van (slechts) een bepaald handelen van de vader. De meeste voorstanders van waarheidsvinding beschouwen vooral stap c. Tegenstanders van waarheidsvinding in dit soort gevallen zeggen dat waarheid altijd relatief is, er twee (of drie of...) waarheden zijn. Overigens leidt het schrijven van rapporten over waarheidsvinding weer tot een nieuw metaniveau van waarheidsvinding (wat zegt dit beleidsonderzoek over de werkelijkheid van casuistiekrapportage).
De wetenschap kent een soort "tussenweg"
tussen objectiviteit en subjectiviteit en dat is intersubjectiviteit.
Intersubjectiviteit kan worden verkregen door bewustzijn van
vooroordelen en positie van onderzoeker (beschouwer), pogingen tot
falsificatie aan de hand van waarnemingen van
anderen.
(Wikipedia.nl/Joep Zander)
Enkele jaren geleden liet de Raad voor de Kinderbescherming onderzoek doen naar de plaats die waarheidsvinding heeft in haar casuistiek-onderzoeken. Dit onderzoek door Mevr. v. Unen gaf weer aanleiding tot een expertmeeting over dit onderwerp. Hieronder een verslag daarover.
Experts spreken open over
waarheidsvinding, maar worden het niet eens
Aldo
Hoogervorst, Perspectief No 5 augustus 2000.
Het onderwerp waarheidsvinding door onderzoekers van de Raad voor de Kinderbescherming is al jaren onderwerp van discussie. Reeds in 1997 vroeg het Platform van cliëntenorganisaties SCJF de Raad om aandacht ervoor. Dat leidde tot het verzoek aan mr.dr. Alice van Unen, medewerker jeugdbeleid van de provincie Friesland, een wetenschappelijk onderbouwd artikel te schrijven. Dat artikel - tot stand gekomen in samenwerking met twee directieleden van de Raad en drie hoogleraren als meelezers - verscheen in 1998 onder de titel: Functie en reikwijdte van het onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. (Een samenvatting ervan stond in Perspectief nr. 2 van de 7e jaargang, maart 1999).
Op basis van dit stuk organiseerde de Raad eerst een interne themadag en daarna een expertmeeting. Op de expertmeeting, op 27 maart van dit jaar, discussieerden zestien deelnemers over de vraag: Is het rapport en het advies/rekest van de Raad houdbaar als het gebaseerd is op louter indrukken en niet ook op feiten? De deelnemers vertegenwoordigden vier clusters: ervaringsdeskundigen vanuit de rechtzoekenden, (kinder)rechters, gezinsvoogdij en Raad. Van ieder cluster zette een deelnemer een impressie op papier en die indrukken zijn hier samengevat.
Namens de 'ervaringsdeskundigen vanuit de rechtzoekenden' (cliëntenorganisaties) zag pedagoog en kunstenaar Joep Zander in de bijeenkomst een bevestiging van de indruk "dat subjectieve waarnemingen (vader vindt gezinsvoogd niet aardig, wil geen hulp) als argumenten (wij vinden vader niet aardig) voor conclusies (maatregelen tegen vader) worden gebruikt". Hij vindt dat Van Unen in haar notitie het begrip 'intersubjectief' ten onrechte de betekenis van 'intercollegiaal overleg' geeft. Zander had in de leerstof voor de interne opleiding van de Raad de volgens hem kenmerkende aanbeveling gevonden: "De raadsonderzoeker moet het rapport toeschrijven naar deze raadsvisie (conclusie). Alle zijpaden, andere overwegingen, losse einden en mogelijke alternatieve verklaringen worden in het rapport vermeden." Daarover concludeert hij: "Het is dan ook niet verbazingwekkend dat in raadsrapporten ook door de Raad verkondigde leugens aan de orde van de dag zijn. Op de bijeenkomst bleek nogmaals dat de Raad niet bereid is onwaarheden op grond van de Wet Persoonsregistraties te corrigeren. Hij heeft lak aan de opvattingen hierover van de Registratiekamer. Een van de stellingen van de subgroepen was dan ook: Een correcte weergave van de feiten komt ten goede aan het gezag van het raadsrapport." Zander vindt dat de raadsonderzoekers op een reële manier materiele feiten en existentiële, instinctieve of emotionele waarheden naast elkaar moeten zetten. Daarna kan interpretatie volgen. Het door Van Unen in haar notitie voorgestelde systeem noemt hij te rigide.
Kwantummechanica
Kinderrechter mr.
F.A. van der Reijt trekt een vergelijking met de kwantummechanica,
waarin bekend is dat alleen al het kijken naar een bepaald deeltje of
verschijnsel al veranderingen in het te onderzoeken object
teweegbrengt. Al de experts op de bijeenkomst bleken zich ervan
bewust dat, juist omdat het raadsonderzoek door zijn tijdsverloop, de
stijl en aanpak van de onderzoeker en de voor betrokkenen soms
voorspelbaar bedreigende uitkomst, zoveel invloed heeft dat het
onderdeel wordt van de te onderzoeken situatie. "Iedereen was
het erover eens dat simpele fouten aangaande de feiten desastreus
zijn voor het gezag van het rapport, maar verder viel er toch nogal
wat verschil van inzicht te beluisteren als het gaat over kwaliteit
en effect van de raadsrapportage", aldus Van der Reijt. "De
vraag kwam op of de Raad eigenlijk wel moet rapporteren." De
kinderrechter beantwoordt de vraag met: "Jawel, maar hij zal
zijn beperkingen moeten erkennen. Het zal participerend onderzoek
moeten zijn, onderzoek en hulpverlening ineen; bemiddelend bij het
constateren van tegenstellingen, confronterend en steunend
tegelijkertijd. Eerlijk en objectief, maar zonder de pretentie de
wijsheid in pacht te hebben. Adviserend en concluderend, zeker, maar
met de wijze terughoudendheid van de voorbijganger die even binnen
heeft mogen kijken in een kluwen van onverwerkte menselijke emoties."
Van der Reijt besluit: "Hij zal daarom altijd getuigenis moeten
afleggen van mededogen en als daar aanleiding toe is, eerlijk moeten
zijn in zijn onmacht om de belangen van de betrokken kinderen te
dienen."
Beladen problematiek
Voor Guido Zuur, adjunct-directeur van de
Raad voor de Kinderbescherming, heeft de expertmeeting "geen
dieper inzicht opgeleverd in het waarschijnlijk onoplosbare vraagstuk
van de waarheidsvinding. Dat lag zeker niet aan de inzet van de
deelnemers of aan de gespreksleiding. Het bleek mogelijk een open
gesprek te hebben over deze beladen problematiek met cliënten,
rechters en medewerkers van de gezinsvoogdij. Maar de
onderzoeksvraag: Is het rapport en het advies van de Raad houdbaar
als het gebaseerd is op louter indrukken en niet ook op feiten? is
voor mij niet beantwoord". Zuur constateerde dat de discussie
niet tot veel meer leidde dan de conclusie dat je verder moet gaan in
het rechercheren van een bepaald aspect naarmate de conclusie er meer
op is gebaseerd. Bijv. de beschuldiging van alcoholmisbruik moet
worden geverifieerd als het aspect alcohol in de conclusie wordt
gebruikt. Een opmerking die Zuur aansprak was: "Waarheidsvinding
wakkert conflicten aan." Voorlopig wil de adjunct-directeur van
de Raad maar vasthouden aan wat Van Unen schreef: De Raad is geen
rechercheapparaat.
Begrip gekweekt
Nel ten Haaf, die als medewerker van de
gezinsvoogdij de bijeenkomst meemaakte, vond de belangrijkste winst
dat zulke uiteenlopende groepen met uiteenlopende belangen met elkaar
in gesprek zijn geweest over de dilemma's in het onderzoekswerk.
Daarmee bleek voor haar dat onderkenning van dilemma's al begrip kan
kweken. De gezinsvoogdij zou een vervolg, bijv. in de vorm van een
studiedag, zeker toejuichen.
Last Updated http://vaderseenzorg.nl/waarheid.html : zie ook de andere pagina's |