Notities bij dit artikel
Mbt het punt positieve discriminatie:
Is de wet Onkelinx een voorbeeld? |
Vorige week sprak de Tweede Kamer (24-10-06), naar aanleiding van een motie van Krista van Velzen (SP), er zich voor uit dat vaders bij uitzending op militaire missie op dezelfde manier worden behandeld als moeders. Dat betekent dat ook vaders met kinderen tot 5 jaar vrijgesteld kunnen worden van uitzending, net zoals moeders.Het indienen en aannemen met een ruime meerderheid van deze motie markeren een opmerkelijk punt in de geschiedenis van gelijke behandeling. Voor het eerst wordt expliciet en per motie principieel gelijke behandeling van mannen en vrouwen opgeëist en vastgesteld. Het militaire gebeuren is bovendien een pregnant onderwerp als het gaat om de verschillen tussen mannen en vrouwen. Wel iets om even bij stil te staan.
Over ongelijke (mindere) behandeling van vrouwen is al veel geschiedenis geschreven. Van 1917 (het vrouwenkiesrecht) tot 1985 (de totale afschaffing van de burgerlijke vertegenwoordiging voor vrouwen) kunnen we spreken van afschaffing van directe ongelijke behandeling van vrouwen. Hoewel het allemaal natuurlijk te lang duurde begrijpt bijna iedere Nederlander dat het hier ging om beëindiging van fundamenteel onrecht dat vrouwen werd aangedaan.
Daarna werd het wat ingewikkelder. De tweede feministische golf stelde immers ook indirecte ongelijke behandeling aan de orde. Er werd betoogd dat vrouwen in allerlei zaken voorkeursrecht zouden moeten hebben, oftewel mannen mochten best een beetje achtergesteld worden als dat maar ten doel had een klaarblijkelijke, als sociologische status gedefinieerde, achterstand van vrouwen te bestrijden. Duidelijk speelde dat in de manier waarop vrouwen werden verlokt tot deelname aan de arbeidsmarkt. Er kon bij voorrang, van ambtenaar tot Kamerlid, een vrouw worden aangenomen. Positieve discriminatie voor de vrouw en dus als gevolg daarvan negatieve discriminatie voor de man.
Op dit punt memoreren we dat op een gegeven moment ook een van de laatste bastions van directe ongelijke behandeling werd genomen. De mogelijkheid voor vrouwen om volwaardig, meer dan Marva, deel te nemen aan de krijgsmacht. Vrouwen traden toe tot een beroep dat voordien slechts door mannen werd uitgeoefend en in een activiteit die ook tot dan toe als typisch mannelijk werd beschouwd. Oorlogsgod Mars, tevens een symbool (?) voor manzijn, verbeeldt dat principe duidelijk.
De politieke werkelijkheid van het feminisme liet ondertussen weinig ruimte voor de gedachte dat er ook wel hier en daar sprake zou kunnen zijn van ongelijke behandeling van mannen op geheel andere punten. Zelfs stak hier en daar de gedachte op dat mannen een slechtere mensensoort zijn (denk aan de vooroordelen van huiselijk geweld, kinderontvoering enzovoort), en dus per definitie een beetje eronder gehouden zouden moeten worden. Waar komt dat onuitroeibare geloof in de vrouw als beter mens toch vandaan? Het is net zo idioot als het geloof in de vrouw als minderwaardig wezen.
Gelijkwaardig ouderschap (na scheiding) blijkt inmiddels een van de meest hardnekkige punten van ongelijke behandeling te zijn. Onder allerlei noemers komen mannen sinds de zeventiger jaren op voor hun vaderschap en dus voor hun kinderen. Vaderschap kan niet bestaan zonder kinderen en dus een onvoorwaardelijke opvoedingsrelatie met die kinderen.
Anders dan veel mensen denken, zelfs veel mannen, staat de juridische gelijkwaardigheid en het kunnen en willen van mannen om voor de kinderen te zorgen niet los van elkaar. Jarenlang blijken vrouwen al de praktische bestierder te moeten zijn van huis en kinderen. En omdat dit zich ook nog in de juridische praktijk heeft beklijft, is het eigenlijk niet verwonderlijk dat zo'n anderhalve eeuw na de daadwerkelijke taakverdeling tussen huishouden en externe arbeid, mannen het ook soms niet anders meer weten. En als ze daarmee in de klem komen houden ze tegenwoordig dikwijls maar hun mond of zeggen dat ze toch al niet zo veel zin hadden.
Een aantal van de hier belichte factoren en mechanismen komen scherp tot uitdrukking in de gang van zaken rond de motie van Van Velzen. Ook de wat smalende reacties op webstekken van sommige mannen die vinden dat het allemaal wat soft is. Dat mannen nou eenmaal kiezen om te vechten in de krijgsmacht (vrouwen blijkbaar niet?). Maar al met al markeert de motie van de SP een keerpunt in het politieke denken. Al eerder heeft Tweede-Kamerlid Harry van Bommel (SP) zich geprofileerd door in artikelen het persoonlijke vaderschap met politiek te verbinden in plaats van zoveel parlementaire vaders (Balkenende, Bos) het bij een paar leuke nietszeggende woorden en plaatjes te houden. Dat juist de SP dit doet markeert nog een andere bijzonderheid. We stellen niet dat de vaderbeweging in zijn geheel links is, maar het optreden van de SP laat goed zien dat ook binnen links te praten valt en gepraat wordt over gelijke behandeling van vaders en moeders. De PvdA wees een amendement voor gelijke behandeling op haar verkiezingsprogramma, van een van haar afdelingen, overigens onlangs af. Dat geeft een heel andere indruk dan veel feministen zoals de filmmaakster Tonelotto (in de film “In nomine patris”) ons wil doen geloven. Namelijk dat de vaderbeweging een reactionaire club zou zijn die alleen maar verworvenheden van het feminisme terug wil draaien, die terug zou willen naar een patriarchale maatschappij.
Te verwachten valt dat ook in de komende jaren de discussie over vaderschap volop zal worden gevoerd met name als het gaat om de juridische verankering van gelijkwaardig ouderschap na scheiding. Op dit punt loopt Nederland sinds de invoering van de Belgische wet van de socialistische minister van Justitie, Laurette Onkelinx, hopeloos achter. In België is de rechter nu verplicht een verblijfsco-ouderschap uit te spreken. Dat betekent dat kinderen na scheiding voor de helft bij ieder van de ouders kunnen wonen. Een wettelijk uitgangspunt. Natuurlijk zullen ouders als hun rechten, niet alleen wettelijk maar ook in de praktijk gelijk zijn, eindelijk de ruimte vinden om in rust met elkaar te praten wat in de praktijk de handigste verdeling is. Zonder de angst dat een van de twee het contact met het kind zal kwijtraken. In die rust zullen ze misschien zelfs wel uiteindelijk besluiten om niet te scheiden. In Nederland dreigt er ondertussen een stap terug te worden gezet met een oud wetsvoorstel van voormalig minister Donner van Justitie, dat in december weer bij de Tweede Kamer op de tafel ligt. In dat wetsvoorstel wordt niet gekozen voor gelijkwaardig ouderschap na scheiding, terwijl dat volgens onderzoek (Margaret F. Brinig e.a., Iowa, 2000) nota bene het aantal scheidingen vermindert. Een onuitgesproken ideaal van gezaghebbende CDA-ers? Gelijke behandeling van man en vrouw, juist ook als het gaat om kinderen, is een zo’n fundamenteel democratisch principe dat we wat dat betreft wel vooruit zullen moeten. Vaders zullen blijven opkomen voor hun kinderen, hun vaderschap. En dat zal moeten worden gehonoreerd, ook in het belang van de bijna jaarlijks 60.000 scheidingskinderen, die betrokken zijn bij de bijna 110.000 echt- en flitsscheidingen en verbrekingen van samenwoonrelaties (CBS, 2005). Bijna de helft van die scheidingskinderen heeft géén of nauwelijks contact met meestal de vader. Cumulatief gaat het om ruim een half miljoen kinderen.
Inmiddels is bekend dat de staatssecretaris en de minister van Defensie de motie niet zullen uitvoeren. Daarmee leggen zij niet alleen de wens van de ruime meerderheid van de Tweede Kamer naast zich neer, zij houden ook de ongelijke behandeling van mannen en vrouwen in de krijgsmacht in stand. Democratie, maar alleen als het uitkomt?
Wim Orbons, voormalig bestuurder van gezondheidszorgorganisaties en Joep Zander, pedagoog en auteur van onder andere het boek Gemist Vaderschap
aantekening bij dit artikel
|
Last Updated http://joepzander.nl/kanonnen.htm : zie ook de andere pagina's. © siteontwikkeling en beeldrecht Joep Zander |